Veel ondernemingen voorzien de mogelijkheid om de bedrijfswagen in te leveren, aangezien niet alle werknemers een bedrijfswagen nodig hebben en flexibiliteit vragen. Dit kon tot voor kort via het cash for car systeem van. Dit systeem werd door heel wat ondernemingen ingevoerd, maar werd eerder dit jaar vernietigd door het Grondwettelijk Hof.
De vraag is nu welke alternatieven een onderneming heeft nu de cash for car wetgeving vernietigd werd. We illustreren dit met een voorbeeld.

Vergelijking: wat blijft er netto over?

Koen heeft vorig jaar zijn BMW 3 ingeruild voor een mobiliteitsvergoeding (cataloguswaarde van 40 000 EUR). Hij kreeg een mooie brutovergoeding van 8 228,57 EUR, wat netto neerkwam op een vergoeding van 7 542 EUR op jaarbasis of 628,50 EUR per maand.
Tot en met 31 december 2020 kan Koen van het cash for car systeem genieten. Hierna moet zijn werkgever een alternatief voorstellen, tenzij de regering tot met een alternatief komt, maar dit lijkt ons weinig waarschijnlijk.

Alternatief 1: kiezen voor een cash vergoeding

De uitbetaling via cash kan uiteraard verder gezet worden, maar de voordelige (para)fiscale behandeling zal niet meer van toepassing zijn. Koen zal dus na 1 januari 2021 slechts een nettovergoeding ontvangen van 2 619 EUR op jaarbasis (t.o.v. 7 542 EUR vroeger).

Nadelen:

De vergoeding is volledig onderworpen aan sociale zekerheid (werkgever en werknemer) en aan belastingen. Koen krijgt maar een derde van vroeger en het bedrag staat helemaal niet meer in verhouding met de waarde van de wagen die hij ontving.

Voordelen:

Voor de werkgever is dit uiteraard de eenvoudigste oplossing. Ook voor de werknemer kan dit mogelijk een beter alternatief zijn dan te kiezen voor een leasewagen (zie verder).

Alternatief 2: (opnieuw) kiezen voor een bedrijfswagen

De wetgeving rond de mobiliteitsvergoeding liet al toe om opnieuw over te schakelen naar de bedrijfswagen. Dit is uiteraard ook nu zeker mogelijk, nu de wet vernietigd is.

Nadelen:

De werknemer heeft deze wagen mogelijks niet nodig gezien hij / zij oorspronkelijk wellicht om een goede reden voor cash for car koos.
We merkten in de praktijk dat veel nieuwe werknemers voor cash for car kozen omdat ze al een wagen hadden, of omdat ze in de stad wonen met weinig parkeermogelijkheden.

Voordelen:

Fiscaal is het bedrijfswagen scenario uiteraard de meest interessante mogelijkheid. De waarde van een wagen is moeilijk in te schatten, maar het staat vast dat de kost van een wagen (inclusief verzekering, onderhoud, tankkosten, etc.) normaal gezien zelfs groter is dan de mobiliteitsvergoeding. Dit hangt natuurlijk af van de omstandigheden.

Alternatief 3: opnemen in een cafetariaplan?

Organisaties kunnen ervoor kiezen het budget op te nemen in een cafetariaplan en de werknemer de mogelijkheid bieden om het budget in te ruilen voor andere voordelen die beschikbaar zijn in het cafetariaplan.
Dit kunnen verschillende mobiliteitsoplossingen zijn, bv. fietsleasing, openbaar vervoer, etc., of andere voordelen zoals o.a. multimedia, verzekeringen of extra vakantiedagen.

Nadelen:

Het gecreëerde budget door het inleveren van een wagen is vaak heel groot. Stel dat de kost van de wagen (TCO) hier 8 400 EUR op jaarbasis was. Als het cafetariaplan al bestaat met de optie tot budgetcreatie (bijvoorbeeld via de dertiende maand), zal de werknemer waarschijnlijk steeds een groot bedrag cash moeten uitbetalen. En dan zitten we weer in het minst interessante verhaal, de vergoeding via cash.

Voordelen:

Deze optie biedt flexibiliteit aan de werknemer, zeker als er al een ruim gamma alternatieve mobiliteitsoplossingen opgenomen is in het cafetariaplan. Potentieel kan dit ook een interessant fiscaal verhaal worden.

Budget inlevering wagen: 8400 EUR

  • Keuze voor abonnement: -2000 EUR
  • Keuze voor fietsleasing: -1000 EUR
  • Keuze voor deelfietsen: -200 EUR
  • Keuze voor multimedia: -1000 EUR
  • Keuze voor ambulante / dental verzekering: -400 EUR

Saldo in cash: 3.800 EUR (netto 1209,50 EUR)

Deze optie leidt tot een totale netto vergoeding van 5.809,50 EUR op jaarbasis (t.o.v. 7542 EUR vroeger), VVA op multimedia en verworpen uitgaven verzekering niet meegerekend. Indien de werknemer niet wil / kan kiezen voor alternatieve mobiliteit, maakt dit het cafetariaplan alternatief uiteraard veel minder interessant.

Alternatief 4: het mobiliteitsbudget?

Eerst en vooral dit: het mobiliteitsbudget is op zich een heel mooi idee en zit qua structuur goed in elkaar. Als je de wetgeving echter iets meer in detail bekijkt en het dan ook aandurft om de mobiliteitsbudget FAQ (https://mobiliteitsbudget.be/nl) volledig na te lezen, geraak je al snel het spoor bijster.

Hoe je het mobiliteitsbudget invoert als werkgever kan je echter zelf wel invullen. Wij voeren de laatste tijd steeds meer een ‘mobiliteitsbudget light’ in bij klanten: enkel de basics.

Nadelen:

Het mobiliteitsbudget is relatief complex om in te voeren. Een werknemer kan niet kiezen voor andere elementen in het cafetariaplan, zoals multimedia. Het cashbedrag wordt slechts eenmaal per jaar uitbetaald.

Voordelen:

Bovenop de verschillende alternatieve vormen van mobiliteit die een organisatie kan aanbieden, is er nog een uitgebreide waaier aan bijkomende elementen, zoals bijvoorbeeld tickets naar het buitenland voor het hele gezin voor privédoeleinden. Het cash saldo wordt op een voordelige manier belast (slechts inhouding van een bijdrage van 38,07%).

Stel dat een werknemer dus het hele budget in cash wenst uit te betalen, dan bedraagt de nettovergoeding 5 202,12 EUR. Dit bedrag zal verhogen als een deel van dit budget ook besteed wordt aan alternatieve mobiliteit waardoor dit systeem dan interessanter wordt dan het cafetariaplan.

Cash for car

Conclusie

Er is geen pasklaar antwoord rond welk alternatief nu het beste is. Het toverwoord is flexibiliteit, je laat de werknemer dus best zelf kiezen. Op termijn zal het mobiliteitsbudget de meest duurzame oplossing zijn, maar dan moet de wetgeving worden aangepast zodat het systeem eenvoudiger wordt en dat enkele hiaten in het systeem verdwijnen.

Voorlopig raden wij dus aan om een ‘light’ mobiliteitsbudget in te voeren, mits dit goed geïmplementeerd wordt (met een duidelijke policy en rekening houdend met alle strikte voorschriften die in de wetgeving staan) in combinatie met een cafetariaplan (waar ook de downgrade van de bedrijfswagen mee opgenomen worden en verdere flexibiliteit in de car policy).