De energietransitie: wie gaat dat betalen?
Los van alle verschillende oplossingen in de energietransitie, is de betaalbaarheid ervan misschien nog wel het meest complexe onderwerp. Zeker met de oorlog in Oekraïne, waardoor energieprijzen en inflatie omhoog schoten, is dat extra relevant. Tegelijkertijd gaat het om een totaalverandering waarmee we makkelijk tien tot twintig jaar bezig zijn en moeten we nu keuzes maken voor de lange termijn.
Nu en in de toekomst
Er zijn verschillende aspecten die een rol spelen bij betaalbaarheid. Allereerst hebben we het over de combinatie van consumenten, het bedrijfsleven en de overheid. De rekening zal door alle partijen opgepakt moeten worden. De overheid kan het simpelweg niet alleen en de rekening voornamelijk bij het bedrijfsleven neerleggen, kan zorgen voor een langzamere transitie. Consumenten kunnen zeker iets bijdragen, bijvoorbeeld in het duurzamer maken van hun huizen. Daarbij moeten we rekening houden met draagkracht: met een kleinere portemonnee is niet alleen de energie zelf minder betaalbaar, maar zijn ook besparende oplossingen zoals isolatie, zonnepanelen of warmtepompen minder haalbaar. Wat daarbij ook een grote rol speelt: we moeten denken aan de generaties na ons. Als wij nu niet investeren komen de kosten voor aanpassingen én klimaatschade bij hen terecht.
Internationale concurrentie
Dan bedrijven zelf, die vormen geen homogene massa, maar variëren van mkb tot aan nationale, Europese of zelfs mondiale spelers en van winkels tot aan zware industrie. Ook hierbij gaat het om directe kosten van energie die een rol spelen én kosten voor de transitie. Daar komt veel bij kijken. De gasprijs in de Verenigde Staten, waar ze hun eigen schaliegas hebben, is bijvoorbeeld laag gebleven. En met het miljardenpakket uit de IRA-regeling (Inflation Reduction Act) worden bedrijven in de VS actief ondersteund om te investeren in duurzame technologieën. We zien al dat bedrijven eerder daar investeringen durven doen dan hier in Europa met mogelijke de-industrialisatie op ons continent tot gevolg. Het recent door de EU aangekondigde ”Green deal industrial plan” moet hier een antwoord op geven.
Minder industrie of juist een kans?
De vraag is natuurlijk of we niet beter af zijn met het vertrek van (vaak vervuilende) industrie. Toch niet. Als dit soort bedrijven vertrekt naar landen met minder strikte milieuregels, lossen we er niets mee op als het om het klimaat gaat. En dat is waar de hele energietransitie om draait. Tegelijkertijd zal het ontbreken van dit soort bedrijven de concurrentiepositie van Europa verzwakken én neemt de werkgelegenheid af. De petrochemische industrie in de Rotterdamse en Antwerpse havens biedt ons bijvoorbeeld niet alleen een unieke positie in de wereldwijde plasticindustrie, maar de infrastructuur die er al ligt is om te bouwen voor gebruik van groene waterstof en andere groen energiedragers. Dat betekent kansen om dé Europese hub te worden voor de industriële energie van de toekomst. Kortom, het is niet zo zwart-wit.
Solidariteit in Europa
Tot slot: overheden zijn niet op een hoop te vegen. Er zijn grote verschillen tussen de verschillende Europese landen. Veel noordelijke landen hebben meer ruimte om te investeren in duurzame of ondersteunende oplossingen, al is het maar omdat de staatsschuld makkelijker verhoogd kan worden. Deze ruimte is er in veel andere Europese landen niet. Tegelijkertijd is CO2-reductie geen lokaal probleem, maar iets dat we als EU samen moeten aanpakken. Solidariteit is essentieel om een gezamenlijke oplossing te vinden. Ook hierbij geldt de lange termijn: we kunnen nu als rijkere landen voor onszelf kiezen, maar we hebben die Europese markt hard nodig om in de toekomst concurrerend te kunnen zijn met de VS en Azië, alleen redden we het niet. Kortom, de sterkste schouders zullen de meeste kosten moeten dragen. Nog complexer, sommige landen hebben een overdaad aan vervuilende brandstoffen als bruinkool, wie compenseert hen voor het mislopen van dat potentiële kapitaal terwijl ze aan de andere kant moeten investeren in groene energie? En dan hebben we het nog niet eens gehad over wat er gedaan wordt met de klimaatschade in arme landen wereldwijd die zelf die kosten niet kunnen dragen.
Decentralisatie van de supply chain
Alsof het bovenstaande nog niet complex genoeg is, is er nog een aantal bijkomstigheden. Zo zullen we in Europa niet alleen moeten investeren in een groene energieproductie, we zullen ook moeten investeren in technologieën die zelfs een negatieve CO2-footprint hebben. Denk aan energie opwekken uit afval waarbij we de CO2 als actieve koolstof ondergronds kunnen opslaan. Dit om de uitstoot van bijvoorbeeld landbouw en de bouw van huizen te compenseren.
Daar komt ook nog bij dat de wereld na Covid en het begin van de oorlog in Oekraïne blijvend veranderde. De kwetsbaarheid van onze supply chains werden blootgelegd. Om die veilig te stellen, zal steeds meer regionaal geproduceerd moeten worden, met meer leveranciers en reservevoorraden. Het zal producten blijvend duurder maken, wat weer drukt op budgetten van consumenten, bedrijven en overheden. Overigens zal ons nieuwe energiesysteem qua decentrale opwekking iets weg hebben van die nieuwe supply chain. We mogen niet meer afhankelijk zijn van één leverancier waarbij een (regionale) oorlog zulke grote gevolgen heeft. Waterstof wordt in de toekomst bijvoorbeeld op allerlei plekken opgewekt en biomassa uit reststromen kan van overal op de wereld ingevoerd worden. Dat kan alleen als we gezamenlijk werken aan een internationale markt en een standaard in technologie.
Besparen
Een extra aspect dat we niet over het hoofd mogen zien: besparingen. Iedere molecuul die we niet verbruiken, hoeven we niet te maken en te betalen. Andere productieprocessen, slimme manieren van verwarmen, veel bewuster gebruik van energie; het helpt allemaal de kosten omlaag te brengen. Dat vraagt discipline én slimme technologische oplossingen. Die waren tot nu toe vaak niet of nauwelijks rendabel, maar dankzij de hogere energieprijzen zijn die investeringen veel sneller terugverdiend. En ze zorgen bovendien blijvend voor verandering. Er zijn op dit gebied grote en kleine oplossingen. Van waterstof produceren in tijden van windenergie-overcapaciteit tot een warmte-terugwin-installatie voor afvalwater op het riool van onze huizen. Een rol die de overheid hierin kan spelen: voorlichting en subsidie op besparende technologieën.
Nu veranderen is het devies
De conclusie: betaalbaarheid is een enorm complexe uitdaging waarmee de energietransitie valt of staat. Pijnlijke keuzes zijn onvermijdelijk. Overheden kunnen het beste inzetten op het stroomlijnen van vergunningstrajecten en het ondersteunen van nieuwe technologieën: richting bedrijven om ze te ondersteunen in het ontwikkelen, richting consumenten om ze te helpen duurzame keuzes te maken. Bij bedrijven is het besef belangrijk dat niets doen sowieso duurder is dan keuzes maken. Hoewel binnen Europa investeren wellicht niet de meest logische keuze lijkt gezien alle onduidelijkheden, geldt ook hierbij dat spreiding van kansen de grootste kans van slagen geeft. En consumenten? Hopelijk zijn ze bereid te investeren waar dat kan. Al is het maar omdat we leven in een wereld die fundamenteel anders is dan vroeger. Eén lichtpuntje: we hebben de afgelopen jaren laten zien hoe snel bepaalde veranderingen kunnen plaatsvinden, denk aan de enorme slagen die gemaakt zijn in zonne- en windenergie. Met de huidige ontwikkelingen is de noodzaak tot veranderen groter dan ooit.
Laten we het gesprek aangaan
Ontdek de laatste ontwikkelingen
Wij houden je op de hoogte per e-mail. Geef hier je voorkeuren door.