Achtergrond
Ik ben sinds 2015 zorgvrijwilliger in een hospice. In een huis dat door een van onze gasten (zo noemen wij ze) werd getypeerd als ‘een 5 sterren-hotel waar mensen doodgaan’.
Hoe kom je daar zo? In mijn geval omdat mijn vrouw 7 jaar daarvoor in hetzelfde hospice is overleden.
Ik zie mij lang geleden nog staan rond 14.00 uur aan het bed van mijn vrouw in coma op de afdeling oncologie van het LUMC. De afdelingsarts had net tegen mij gezegd dat mijn vrouw ‘uitbehandeld’ was en dat hij graag zag dat het bed vrijkwam. In lichte paniek dacht ik ‘wat nu?’. En toen was daar een verpleegkundige die zei dat ik maar een kop koffie moest gaan halen en dat zij wat ging regelen.
Rond 17.00 uur reden we in een ambulance naar het hospice waar ze kort daarop is overleden. Om iets van mijn opluchting en dankbaarheid te tonen ben ik sinds die tijd donateur.
Elke paar maanden krijg ik daarom ook een blad met het wel en wee van het hospice. De naam van het hospice is Issoria, wat ‘vlinder’ betekent. Het bestaat nu ruim 20 jaar en in het begin was er een wachtlijst voor vrijwilligers. Maar die tijd is voorbij. Zo stond een aantal jaren later in het Hospiceblad een oproep voor vrijwilligers met een telefoonnummer.
Ik belde, en volgens degene die ik aan de telefoon kreeg was mijn korte boodschap destijds: “Ik ben niet handig, als kok stel ik weinig voor en ik heb niets met een tuin, maar ik kan wel goed praten. Is daar ook behoefte aan?”
Ik mocht langskomen, had een viertal kennismakingsgesprekken en werd in opleiding genomen. Praktische vaardigheden, hoe verzorg je iemand in bed, onder de douche met een stoma en katheter, aan- en uitkleden in bed, bed verschonen terwijl er iemand in ligt, zogenaamde transfertechnieken, tillift, enzovoort. Palliatieve sedatie, euthanasie en versterven, omgaan met dementie. En daarnaast een periode van drie maanden meelopen met ervaren collega-vrijwilligers.
(Er zijn ook hospices waar vrijwilligers alleen gastheer en gastvrouw zijn).
Het lukte, ik kreeg een diploma als zorgvrijwilliger, ondertekend door het bestuur en ging aan de slag.
Wat doet een zorgvrijwilliger?
Naast de verpleegkundigen die daar beroepshalve werken zijn er vier soorten vrijwilligers. Mensen die koken, zoveel mogelijk naar de wensen van de gasten, een groep tuinlui (er is een prachtige tuin rond het gebouw), twee technici voor kleine reparaties in huis (natuurlijk in de wandelgangen aangeduid als de Gebroeders Bever) en de grootste groep: de zorgvrijwilligers. Op dit moment ongeveer 70 mensen: 65 vrouwen en vijf mannen.
Een zorgvrijwilliger verzorgt een gast op bed of onder de douche, bijna altijd samen met een verpleegkundige. En doet al die zaken die normaal de mantelzorger thuis ook doet. Ontvangt bezoekers, checkt of de gast hen kan ontvangen, regelt dat bezoekers als ze dat willen kunnen mee-eten, enzovoort. En verreweg het belangrijkste aspect van het werk: tijd en aandacht voor de gast.
Wij hebben zeven gastenkamers met ieder een eigen badkamer, geschikt voor een rolstoel, drie ervan met een eigen balkon, drie logeerbedden en een huiskamer waar met maximaal 12 mensen kan worden gegeten. Veel van onze gasten eten regelmatig met hun bezoek op de eigen kamer.
Wanneer naar een hospice?
Gasten komen op twee manieren bij ons. Vanuit het ziekenhuis met een verklaring van de arts dat betrokkene terminaal is (lees: drie maanden of minder te leven heeft). Of via de wijkzorg wanneer mantelzorgers op omvallen staan of het gedrag van de gast thuis niet meer te hanteren is.
Ik had al iets gezegd over tijd en aandacht. Onze ervaring is dat soms gasten bij ons in huis er weer zin in krijgen en als het ware opbloeien. Natuurlijk zijn we daar trots op, maar het geeft ook problemen. Als een gast vier of vijf maanden bij ons is moet er iets gebeuren. Heel eenvoudig: de verzekering betaalt maar voor drie maanden, daarna moet het hospice het financieren door donaties en sponsors. En dan wordt het vaak een verpleegtehuis met aanzienlijk minder tijd en aandacht voor de gast. Iedere keer weer een lastige en ook soms pijnlijke situatie. Niet alleen voor de gast maar ook voor familie en vrienden.
Luxepositie
Wij zijn in een luxepositie. Op gemiddeld zes gasten: in de ochtend en de nacht twee verpleegkundigen, middag en avond één verpleegkundige en twee vrijwilligers. Omdat in de ochtend de meeste verzorging nodig is naast de twee verpleegkundigen drie vrijwilligers. Wij hebben dan ook echt tijd voor mensen.
Wij kunnen een tijdje bij iemand gaan zitten die angstig is en steeds maar dezelfde vraag stelt: “Als ik nu ga slapen, word ik dan morgen nog wel wakker?“.
Verschillende achtergronden
In principe doe je als zorgvrijwilliger twee diensten per week van elk vier uur. Door de overdracht in de praktijk wat langer, je gaat er ook wat eerder naar toe. Het is dankbaar werk, we hebben gasten uit alle lagen van de bevolking en daarom is het goed dat ook bij de vrijwilligers een grote diversiteit aan achtergrond aanwezig is. Maar soms mis je toch de aansluiting.
Een voorbeeld uit mijn eigen ervaring: een gast (vanuit een zogenaamde Vogelaarwijk) vroeg mij de gordijnen dicht te doen. Dat deed ik, maar zij riep op orkaankracht: “Man, jij begrijpt er ook helemaal niets van!“. Zo luid en duidelijk dat een collega zorgelijk kwam kijken wat er aan de hand was. De gast zag dat ik de gordijnen rechts over links dicht deed, terwijl dat volgens haar andersom moest zijn. Met mijn taalgebruik, hoorde ik later van een collega, vond ze mij maar een ‘rare vogel‘. Ik vermoed zelf dat zij andere woorden heeft gebruikt van een wat steviger soort en mijn collega het daarom voor mij heeft vertaald.
Wat als aansluiting ook altijd werkt is de diensttijd van de mannen die als gast binnenkomen. Je hoeft maar je registratienummer te noemen of dat van hem (of het marine-nummer) komt er feilloos uit.
Maar het kan ook het beroep zijn, de geboorteplaats of de opleiding. Die diversiteit bij de vrijwilligers helpt ook mensen zich thuis te laten voelen.
Reflectieavonden
Regelmatig zijn er zogenaamde reflectieavonden met onder andere als vast onderwerp ‘wat doen we wel /niet voor een gast?’ Bij 95% van onze gasten loopt het prima, zowel gast als familie is blij dat een last van hun schouders is genomen en de gast in een dag en nacht in een veilige omgeving is. De partner kan ook ‘s nachts altijd bellen (als hij of zij niet bij ons slaapt) hoe de situatie is. Ze kunnen ook altijd binnenlopen, het is ‘hun’ kamer. Wij kloppen altijd en wachten op ‘binnen’.
Waar trek je een grens?
Een gast die elke tien minuten belt omdat hij niet goed ligt en uiteindelijk met vier grote en zes kleine kussens nog niet comfortabel zegt te zijn. Of is het aandacht? Wij weten dat straks al die kussens à acht euro per stuk naar de wasserij gaan. Of iemand die als lunch een kopje bouillon, vers sinaasappelsap, een krentenwegge met roomboter, een boterham met filet americain met gesnipperde ui en een boterham met pindakaas met een vleugje sambal wil. Misschien het moment om te vragen of dit thuis ook zijn normale lunch was? Er is niet altijd tijd voor een combinatie van meer van dit soort wensen.
Ervaringen
Als mensen aan mij vragen waar ik het eerste aan denk bij mijn ervaringen (los van de geweldige sfeer binnen de groep collega’s en hoe raar het ook klinkt: het plezier dat we ook hebben) dan is het hoe belangrijk de relaties zijn binnen een gezin en familie.
Vaak staan er op het dossier van de gast uitgebreide instructies wie wel/niet gewenst is als bezoeker, kinderen waarmee al 15 jaar geen contact is geweest, familieleden die bellen of ‘die ander’ nog van plan is vandaag langs te komen, exen die wel of niet welkom zijn, enzovoort. Op dat gebied ben ik intussen heel veel leed tegengekomen.
Tot slot: alle vrijwilligers hebben een geheimhoudingsplicht. Ik vond het een geweldig moment toen een van de buren in onze straat mij meldde dat de overbuurman in het hospice was overleden. Zij weet volgens mij nu nog niet dat ik daar werk.
Dit artikel verscheen eerder in OUD’ NIEUWS nummer 91 in februari 2020.