Eerder dan de overheid zagen werkgevers in dat het huidige pensioenstelsel niet houdbaar is op de lange termijn. Het was dan ook op initiatief van (grote) ondernemingen dat alweer een flink aantal jaren geleden de beweging naar (deels) een premiestelsel werd ingezet. Dat is volgens mij een compliment waard, maar echt verbazingwekkend is het natuurlijk niet: werkgevers waren altijd al de gangmakers van het pensioen in de tweede pijler. De eerste pensioenfondsen ontstonden aan het einde van de 19e eeuw en dat was lang voordat de overheid het initiatief nam tot een algemene oudedagsvoorziening, de AOW, die voor het eerst in 1957 werd uitgekeerd.

Het is dan ook te verwachten dat ondernemingen voortvarend te werk zullen gaan met het invullen van hun verantwoordelijkheden rond het invoeren van het nieuwe pensioenstelsel dat op 1 januari 2027 overal van kracht moet zijn. De zorgplicht (voor werknemers) vraagt dat van hen, maar ook het strategisch belang van de onderneming is daarmee gediend. De risico's zijn immers aanzienlijk: niet alleen omdat pensioenvoorzieningen al gauw 20% van de loonsom beslaan, maar ook omdat onzorgvuldigheden bij de transitie naar het nieuwe stelsel tot (massa)claims kunnen leiden. Last but not least willen ondernemingen natuurlijk ook dat hun medewerkers – hun belangrijkste kapitaal veelal – happy zijn en blijven.

Vinger aan de pols

Alle reden voor de Raad van Commissarissen om rond deze transitie de vinger aan de pols te houden. Grote delen van het proces mogen in handen liggen van de pensioenuitvoerder, uiteindelijk is en blijft pensioen een afspraak tussen werkgever en werknemer en is het voor de onderneming van het grootste belang een eigen koers en aanpak te kunnen kiezen. Al was het alleen maar omdat deze stelselwijziging zo ingrijpend is dat ook de vraag op tafel ligt hoe de nieuwe pensioenregeling straks het beste kan worden uitgevoerd. Het is dus niet vanzelfsprekend dat de huidige pensioenuitvoerder ook in de nieuwe situatie de beste keus is.

Daarnaast liggen andere complexe issues op tafel: voor welk soort pensioenregeling wordt gekozen, worden de oude pensioenaanspraken en -rechten ondergebracht in het nieuwe stelsel (invaren) of niet, hoe kunnen groepen voor wie dit minder goed uitpakt worden gecompenseerd, hoe geven we het overgangsrecht vorm rond het afschaffen van de doorsneepremie? Dat zijn zomaar een paar cruciale vragen. Typerend voor deze transitie is dat deze kwesties zich niet in chronologische volgorde laten oplossen: ze moeten wat mij betreft integraal en parallel worden behandeld. Wat onder meer een feilloze coördinatie vereist.

Quality Assurance

In mijn visie hebben commissarissen een belangrijke rol met betrekking tot het bewaken van die coördinatie en van andere kwaliteitskenmerken van het proces. Ze hebben bij uitstek de positie om de vraag aan de orde te stellen of en hóe die kwaliteit wordt bewaakt. Dit komt neer op het borgen van de rol van Quality Assurance.

Inhoudelijk gaat het dan niet alleen om project- of procesmanagement, maar met name om aspecten zoals communicatie, kennismanagement en stakeholdermanagement. Komen alle stakeholders op elk relevant moment aan hun trekken? Hebben alle betrokkenen op die momenten ook de juiste kennis tot hun beschikking, zodat ze ook in staat zijn om hun verantwoordelijkheid te nemen? En hoe is de communicatie tussen de partijen gestructureerd?

Zorgvuldigheid

Het transitieproces moet op elk moment ten aanzien van elk van deze onderdelen zeer zorgvuldig worden vormgegeven. Niet alleen om nu de keuzeprocessen tot de best mogelijke uitkomsten te laten leiden, maar ook om later te kunnen aantonen dat die zorgvuldigheid er was. Daarom is het van groot belang om de zorgvuldige gang van zaken ook (nu) goed vast te leggen, te documenteren. Bij onenigheid over de uitkomsten kan dan immers worden nagegaan hoe die uitkomsten ooit tot stand kwamen.

Op weg naar het nieuwe pensioenstelsel is – in mijn ogen – het borgen van de kwaliteit van het transitieproces het belangrijkste aandachtspunt voor commissarissen. Dat nieuwe stelsel moet in de eerste plaats het vertrouwen van de deelnemer in het Nederlandse pensioenstelsel bevorderen, wat zonder meer ook in het belang is van de onderneming. Om dat vertrouwen te verstevigen is de genoemde zorgvuldigheid onmisbaar. Daarbij komt dan dat de onderneming ook vanuit het oogpunt van risicobeheersing in control wil zijn van dit proces. Dat zijn dus twee motieven voor commissarissen om zich in hun rol te focussen op de kwaliteit van het proces; twee motieven die perfect op elkaar aansluiten.

Blijf op de hoogte

Wij houden u op de hoogte per e-mail.
Geef hier uw voorkeuren door.