‘Waardevolle discussie.’ ‘Ik besef nu wat de belangrijkste vragen zijn.’ Zo reageerden twee pensioenfondsbestuurders na afloop van het besloten KPMG Pensioenseminar op 27 februari. Een beheerste transitie naar een nieuw pensioenstelsel, op basis van de ‘Wet toekomst pensioenen’: wat wordt er van fondsen verwacht? Waar zitten mogelijke valkuilen? Wat zijn de ervaringen tot nu toe? Op basis van de thema’s ‘datakwaliteit’ en ‘modelvalidatie’, aangevuld met een aantal stellingen, gingen fondsbestuurders en KPMG’ers met elkaar in gesprek.
Van een gegarandeerde jaarlijkse vaste uitkering naar een individueel pensioenvermogen voor werknemers. Het is een enorme verandering, waarmee 1.500 miljard euro aan pensioengeld is gemoeid. De deadline van de Wtp-transitie, het moment van invaren, staat op 1 januari 2027. Hoewel dat waarschijnlijk nog verschuift naar 1 januari 2028 is er natuurlijk serieus werk aan de winkel voor pensioenfondsen en -uitvoerders. Zij moeten hun implementatieplannen bovendien al gereed hebben op 1 juli volgend jaar.
In fases naar gewenste datakwaliteit
Als eerste neemt Niek ten Dam het woord, partner bij KPMG en auditor van pensioenfondsen. Hij schetst de kaders voor de datakwaliteit, die ook de volle aandacht heeft van DNB. Hij onderscheidt vervolgens zes fases om tot de gewenste datakwaliteit te kunnen komen: 1. opzet van datakwaliteit, 2. risico-inventarisatie, 3. data-analyses en deelwaarnemingen, 4. rapportages, 5. de overeengekomen specifieke werkzaamheden (AUP) door de externe accountant en 6. het besluit over datakwaliteit vóór het invaren (het implementatieplan). Probeer gefaseerd toe te werken naar het besluit vóór invaren, adviseert Ten Dam. Dan kun je de werkdruk ook goed verdelen. En zorg dat je de sleutelfunctiehouders (interne auditors, sleutelfunctiehouders actuarieel en risicobeheer) vroegtijdig aanhaakt.
Zicht op alle rollen
Na een overzicht van alle betrokken partijen – van de sleutelfunctiehouders tot de externe accountant – legt hij de zaal een stelling voor: “Ik heb als bestuurder voldoende zicht op de rol van de betrokken partijen relevant voor de datakwaliteit voor invaren.” Voldoende zicht begint door glashelder te maken wie welke verantwoordelijkheid heeft, klinkt er aan een tafel, want er zijn altijd meerdere sleutelfunctiehouders. Een andere bestuurder stelt dat je als bestuur uiteindelijk verantwoordelijk bent voor de datakwaliteit, dus wat is dan de meerwaarde van sleutelfunctiehouders?
Praktijkervaringen
Ten Dam stelt dat sleutelfunctiehouders, zoals de sleutelfunctiehouders actuarieel en risicobeheer, goed kunnen helpen om vast te stellen of in het dataverbeteringsproces echt de juiste dingen worden gedaan. Heb je het proces tot aan toetsingsmoment 1 goed ingeregeld? Verder noemt hij nog een aantal andere cruciale aandachtspunten. Sluit goed aan bij het kader datakwaliteit van de Pensioenfederatie en de good practice datakwaliteit van DNB. Een open deur, wellicht, maar onderbouw je datakwaliteit goed en verspil hier verder geen onnodige tijd aan. Bedenk ook dat er te vaak een te rooskleurig beeld bestaat van de datakwaliteit. Zorg voor een tijdige betrokkenheid van de sleutelfunctiehouders. En dat je als bestuur je besluitvorming goed documenteert en vastlegt; binnen de specifiek overeengekomen werkzaamheden moet je besluiten formeel vastgesteld hebben.
Risico’s, beheersing en MTA
Risico-inventarisatie en beoordeling. Data-analyses en deelwaarnemingen. Deze twee fases zijn bepalend voor de omvang van de uit te voeren werkzaamheden. Je moet bij de risico-inventarisatie ook de beheers- en controlemaatregelen duidelijk laten zien, dus onderbouw ze goed om aan te tonen dat je het risico terecht verlaagd hebt. Dat geldt ook voor de MTA (50% van de fondsen heeft nog geen afspraken over MTA!). DNB wil weten hoe je de MTA aan de voorkant hebt bepaald en waarom die passend is?. Check steeds je bevindingen, benadrukt Ten Dam, en ga dan pas naar de volgende fase. Ga bijvoorbeeld de data-analyse fase niet in zolang je de risico’s nog niet scherp hebt.