De federale regering heeft recent een akkoord bereikt over de invoering van een nieuwe meerwaardebelasting op financiële activa. Deze ingrijpende fiscale hervorming treedt in werking op 1 januari 2026 en zal verstrekkende gevolgen hebben voor ondernemers, investeerders en aandeelhouders.

Hoewel nog niet alle details vastliggen, is het duidelijk dat deze maatregel niet alleen fiscale implicaties heeft, maar ook strategische keuzes beïnvloedt op het vlak van investeringen, vermogensplanning en bedrijfsstructuren.

Daarom hield KPMG op donderdag 28 augustus 2025 een webinar waarin onze experts de krachtlijnen van het wetsontwerp toelichtten. Hieronder vindt u een overzicht van de belangrijkste inzichten.

Context & toepassingsgebied

De meerwaardebelasting geldt vanaf 1 januari 2026 en is enkel van toepassing in de personenbelasting en de rechtspersonenbelasting. Vennootschappen vallen dus buiten het toepassingsgebied. Belastingplichtigen zijn natuurlijke personen die eigenaar of blote eigenaar zijn van financiële activa. Het principe blijft dat enkel meerwaarden als gevolg van het normaal beheer van het privévermogen geviseerd worden. Meerwaarden uit een beroepsactiviteit of ingevolge abnormaal beheer worden afzonderlijk belast.

Drie categorieën van meerwaarden

De wetgeving voorziet drie categorieën van meerwaarden.

  • Categorie A omvat de zogenaamde interne meerwaarden. Dit zijn situaties waarin aandelen of winstbewijzen worden overgedragen aan een vennootschap waarin de overdrager – eventueel samen met familieleden – een controlerende 
  • Categorie B betreft de overdracht van een aanmerkelijk belang, wat inhoudt dat de belastingplichtige minstens 20% van de aandelen bezit. Deze meerwaarden worden progressief belast van 0 tot 10%, met een vrijstelling voor de eerste schijf van 1 miljoen euro per periode van vijf jaar. Bij overdrachten buiten de EER geldt een afzonderlijk tarief van 16,5%.
  • Categorie C omvat alle overige financiële activa zoals aandelen, obligaties, fondsen, verzekeringscontracten, crypto-activa en valuta. Voor deze categorie geldt een vast tarief van 10%, maar er is een jaarlijkse vrijstelling van geïndexeerd €10.000, aangevuld met een overdraagbare vrijstelling tot maximaal geïndexeerd €5.000.

Bepaling van de meerwaarde

De meerwaarde wordt bepaald als het verschil tussen de verkoopprijs en de aanschaffingswaarde. De verkoopprijs kan bestaan uit geld, effecten of een andere vorm van tegenprestatie. De aanschaffingswaarde is in principe de oorspronkelijke aankoopprijs of, bij immigratie, de waarde bij de eerste dag van belastingplicht. Voor historische activa, verworven vóór 2026, kan tijdelijk (tot eind 2030) gekozen worden tussen de waarde op 31 december 2025 of de oorspronkelijke aanschaffingswaarde. Kosten en belastingen, zoals beurstaks of waarderingskosten, zijn niet aftrekbaar. Minderwaarden kunnen wel in mindering gebracht worden, maar enkel binnen dezelfde categorie en hetzelfde belastbaar tijdperk.

Waardering

Wat betreft de bepaling van de aanschaffingswaarde voor niet-beursgenoteerde aandelen wordt de referentiewaarde op 31 december 2025 (het zogenoemde “fotomoment”) bepaald als de hoogste waarde van de volgende drie:

  1. Waarde op basis van een markttransactie in 2025
    Bijvoorbeeld een verkoop aan een onafhankelijke derde, een kapitaalverhoging of bij oprichting van de vennootschap. 
  2. Waarde volgens een bestaande contractuele formule
    Indien een waarderingsformule in een contractueel kader aanwezig is op 1 januari 2026, kan deze worden gebruikt (bijv. in een verkoopoptiecontract). 
  3. De forfaitaire waardering (“safe harbour”)
    Dit is een modelberekening:
    Eigen vermogen+4×EBITDA (laatste afgesloten boekjaar voor 2026)
    Hierbij wordt dus het netto actief van de vennootschap genomen, plus vier maal de EBITDA. 

De uiteindelijke referentiewaarde is de hoogst geformuleerde van deze drie.

Het wetsontwerp voorziet evenwel dat afgeweken kan worden van deze bovenstaande forfaitaire waardering, door middel van het voorleggen van een waarderingsrapport opgesteld uiterlijk op 31 december 2026 door een revisor (die niet de commissaris is van de onderneming) of een gecertificeerd accountant op basis van de laatst afgesloten en goedgekeurde jaarrekening vóór 1 januari 2026 als vertrekpunt.

Belangrijk: de fiscus behoudt het recht om de waardering te toetsen. Als het rapport onvoldoende onderbouwd of niet marktconform wordt bevonden, kan de fiscus dit rapport naast zich neerleggen en alsnog uitgaan van de forfaitaire berekening of van een eigen correctie.

Betaling en aangifte

De belasting wordt geïnd via verschillende kanalen. Voor categorie A en B gebeurt dit via de jaarlijkse belastingaangifte. Voor categorie C wordt doorgaans roerende voorheffing ingehouden door de Belgische tussenpersoon, tenzij de belastingplichtige ervoor kiest om zelf via de aangifte de vrijstellingen of minderwaarden in te roepen. Voor activa die vóór 2026 zijn aangekocht en vóór 2030 worden verkocht, kan de belastingplichtige zelf de hogere aanschaffingswaarde bewijzen indien de bank die informatie niet heeft.

Praktische tips

  • Het is cruciaal om aankoopdata en waarden van financiële activa zorgvuldig te documenteren.
  • Voor aandeelhouders van niet-beursgenoteerde ondernemingen kan een onafhankelijke waardering (‘fotomoment’), in bepaalde gevallen de meerwaardebelasting aanzienlijk drukken.
  • Houd rekening met de jaarlijkse indexering van vrijstellingen en met de specifieke regels rond emigratie en exit tax.
  • Een goede voorbereiding en opvolging zijn cruciaal.

Webinar gemist?

Tijdens dit webinar hebben onze experts inzicht gegeven in:

  1. De krachtlijnen van het politieke akkoord
  2. De mogelijke impact op uw onderneming, aandeelhouders en investeringen
  3. Praktische aanbevelingen in afwachting van de definitieve regelgeving

Hebt u het webinar gemist? Dan nodigen we u graag uit om de slides te downloaden.