Na maanden van onderhandelen heeft de federale regering begin juli een akkoord bereikt over de krijtlijnen van de nieuwe meerwaardebelasting op financiële activa. Hoewel het wetsontwerp nog niet definitief is, wordt verwacht dat de parlementaire bespreking dit najaar zal plaatsvinden. De beoogde inwerkingtreding is voorzien op 1 januari 2026.
Onderstaande artikel is een samenvatting van de belangrijkste punten, met specifieke aandacht voor de impact op natuurlijke personen die aandelen aanhouden in niet-beursgenoteerde vennootschappen. Deze samenvatting is gebaseerd op de teksten en toelichting die beschikbaar waren tot op datum van 22 juli 2025.
In grote lijnen
De nieuwe meerwaardebelasting treft zowel natuurlijke personen in de personenbelasting als rechtspersonen die aan de rechtspersonenbelasting onderworpen zijn, zoals vzw’s en private stichtingen.
De belasting zal van toepassing zijn vanaf 1 januari 2026, wanneer een meerwaarde wordt gerealiseerd buiten de beroepsactiviteit en binnen het normaal beheer van privévermogen, als gevolg van een overdracht onder bezwarende titel – met andere woorden: wanneer een prijs of tegenprestatie wordt ontvangen in ruil voor de overdracht).
Houdt u persoonlijk aandelen aan in een niet-beursgenoteerde vennootschap? Dan is het belangrijk om het volgende te weten:
- Toegepaste tarieven en vrijstellingen:
- Basistarief:
- Een meerwaardebelasting van 10% is van toepassing, met een jaarlijkse vrijstelling van €10.000 per belastingplichtige. Deze vrijstelling wordt geïndexeerd en is beperkt overdraagbaar.
- Aanmerkelijk belang (> 20%)
- Wanneer u minstens 20% van de aandelen in een vennootschap aanhoudt, wordt u geacht een aanmerkelijk belang te hebben. In dat geval:
- geldt een vrijstelling van €1.000.000 (over 5 jaar)
- worden de eerste €10.000.000 aan meerwaarden progressief (getrapt) belast aan lagere tarieven – boven dit bedrag geldt opnieuw het basistarief van 10%.
- Wanneer u minstens 20% van de aandelen in een vennootschap aanhoudt, wordt u geacht een aanmerkelijk belang te hebben. In dat geval:
- Interne meerwaarden:
- Voor transacties die als interne meerwaarden worden beschouwd, geldt een verhoogd tarief van 33%.
- Basistarief:
- Meerwaarden gerealiseerd tot en met 31 december 2025 worden vrijgesteld. Daarom is een «fotomoment» nodig, om de waarde van de financiële activa op dat moment vast te stellen.
- Voor niet-beursgenoteerde aandelen, wordt als waarde op 31 december 2025 de hoogste van de volgende mogelijke waardes genomen:
- Waarde o.b.v. een transactie met derde partijen in 2025
- Waarde o.b.v. een bestaande waarderingsformule (in een geldend contract)
- Een forfaitaire waarde (vaste formule), zijnde het ‘eigen vermogen’ van de vennootschap plus 4 keer de EBITDA van het laatst afgesloten boekjaar.
In afwijking van de forfaitaire waarde, kan de waarde ook worden vastgesteld door een bedrijfsrevisor die niet de commissaris is, of een onafhankelijk gecertifieerd accountant. Zulke waardering dient ten laatste te gebeuren op 31 december 2026.
Let op: de belastingadministratie kan zulke waardering nog steeds betwisten indien zij van mening is dat deze niet marktconform (m.a.w. te hoog) is. Er is geen termijn gespecifieerd voor mogelijke betwisting door de belastingdienst. Dit onderstreept het belang van een degelijke, onderbouwde waardering, bij voorkeur vergezeld van een uitvoerig en goed gedocumenteerd waarderingsrapport.
In alle gevallen is het raadzaam om uw huidige situatie grondig te evalueren en, waar nodig, tijdig de nodige voorbereidingen te treffen met het oog op de invoering van deze nieuwe belasting.
Meer detail
1. Wie wordt getroffen?
De nieuwe belasting treft natuurlijke personen in de personenbelasting en rechtspersonen die aan de rechtspersonenbelasting onderworpen zijn, zoals vzw’s en private stichtingen[1].
2. Toepassingsgebied
De belasting is van toepassing op meerwaarden die gerealiseerd worden naar aanleiding van de overdracht onder bezwarende titel van financiële activa.
A. Financiële activa
Het begrip «financiële activa» is ruim gedefinieerd en omvat vier categorieën:
- Financiële instrumenten: beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen, obligaties en andere schuldbewijzen, certificaten, geldmarktinstrumenten, deelnemingsrechten in instellingen voor collectieve belegging, ETF's en ETN's, diverse derivatencontracten (opties, futures, swaps,...), emissierechten en vergelijkbare producten.
- Bepaalde verzekeringscontracten: spaarverzekeringen (bv. tak 21, 22 en 26), beleggings-verzekeringen (bv. tak 23 en 44) en ook buitenlandse contracten (bv. tak 6 in Luxemburg);
- Crypto-activa;
- Valuta, inclusief beleggingsgoud.
B. Overdracht onder bezwarende titel
Het regime van de meerwaardebelasting zou enkel van toepassing zijn wanneer een meerwaarde wordt gerealiseerd buiten de beroepsactiviteit en binnen het normaal beheer van privévermogen als gevolg van een overdracht onder bezwarende titel, d.w.z. dat de overdrager een tegenprestatie of prijs ontvangt in ruil voor de overdracht van zijn/haar financiële activa[2].
3. Belastingtarieven en vrijstellingen
Voor de meerwaarden die vallen onder deze belasting, zijn er drie mogelijkheden:
A) Interne meerwaarden
B) Meerwaarden m.b.t een aanmerkelijk belang
C) Basistarief (voor alles wat niet onder A of B valt).
Het basistarief (C) bedraagt 10% met een voetvrijstelling van €10.000 per belastingplichtige per jaar. Deze vrijstelling wordt geïndexeerd en is beperkt overdraagbaar indien niet (volledig) gebruikt, nl. maximum €1.000 per jaar[3] kan worden overgedragen en de vrijstelling kan maximaal €15.000 bedragen.
De als ‘interne meerwaarden’ (A) gekwalificeerde meerwaarden worden belast aan 33%. Een interne meerwaarde bestaat in de overdracht van aandelen (inbreng of verkoop) door een belastingplichtige aan een vennootschap die hijzelf of samen met zijn familie rechtstreeks of onrechtstreeks controleert. De overdracht van een familiebedrijf naar een volgende generatie (bv. uitstap van de ouders en overname door kinderen die nog geen controle hadden) zou dus niet onder (A) vallen, maar wel onder (B).
(B) betreft een regime voor belastingplichtigen met een «aanmerkelijk belang», nl. 20% of meer. Hier is een progressieve belasting van toepassing op gerealiseerde meerwaarden, na inrekeningname van een vrijstelling van een eerste schijf van meerwaarden t.b.v. €1.000.000 over een periode van 5 jaar[4]. De percentages zijn als volgt:
Belastbare schijf |
Tarief |
€0.00 - €1.000.000,00 (over 5 jaar te gebruiken) |
0.0% |
€1.000.000,01 - €2.500.000 |
1.25% |
€2.500.000,01 - €5.000.000 |
2.5% |
€5.000.000,01 - €10.000.000 |
5.0% |
Meer dan €10.000.000 |
10.0% |
Een bijzondere categorie van een overdracht van een aanmerkelijk belang is een verkoop aan een niet-EER rechtspersoon[5]. Het tarief hiervoor zal 16.5% zijn.
4. Belastbare basis
De meerwaarde wordt berekend als het positieve verschil tussen de aanschaffingswaarde en de ontvangen prijs bij een overdracht onder bezwarende titel.
Kosten en taksen mogen niet worden meegeteld bij de berekening van de meerwaarde (m.a.w. deze mogen niet worden afgetrokken). Minderwaarden mogen enkel worden afgetrokken indien gerealiseerd in hetzelfde jaar door dezelfde belastingplichtige in dezelfde categorie van activa.
Meerwaarden die worden gerealiseerd tot en met 31 december 2025 zijn volledig vrijgesteld van belasting. Daarom is het cruciaal om de waarde op 31 december 2025 correct vast te stellen voor alle financiële activa die u reeds vóór 1 januari 2026 in bezit had. Deze waarde wordt voortaan beschouwd als de aanschaffingswaarde voor de berekening van eventuele toekomstige meerwaarden. Dit referentietijdstip wordt ook wel het “fotomoment” genoemd.
Voor veel financiële activa – met name beursgenoteerde instrumenten – zal het bepalen van deze waarde relatief eenvoudig zijn. Bij andere (zoals niet-beursgenoteerde aandelen) is een zorgvuldige waardering vereist.
Voor niet-beursgenoteerde financiële activa, wordt de aanschaffingswaarde op 31 december 2025 bepaald als de hoogste van de volgende waardes[6]:
A) Een waarde gehanteerd bij een overdracht onder bezwarende titel van de financiële activa tussen volstrekt onafhankelijke partijen, of n.a.v. een kapitaalverhoging, of n.a.v. de oprichting van een vennootschap, die plaatsvond tussen 1 januari en 31 december 2025.
B) Een waarde die het resultaat is van de toepassing van een waarderingsformule vastgesteld in een contract of in een contractueel aanbod van verkoopoptie m.b.t. deze financiële activa (contract geldig/in werking op 1 januari 2026).
C) I.g.v. aandelen of daarmee gelijkgestelde instrumenten, een bedrag gelijk aan het eigen vermogen plus 4 keer EBITDA van het laatste boekjaar afgesloten voor 1 januari 2026. Hier wordt naar verwezen als de «forfaitaire waardering».
Enkel in afwijking van de forfaitaire waardering kan de waarde worden vastgesteld door een bedrijfsrevisor die niet de commissaris is of een onafhankelijk gecertifieerd accountant. Deze waardering dient ten laatste te gebeuren op 31 december 2026.
De belastingadministratie behoudt zich het recht voor om, ook ná de waardering door een accountant of revisor, de vastgestelde waarde te controleren en eventueel te betwisten indien er aanwijzingen zijn dat de waardering niet marktconform is – met andere woorden, als deze te hoog wordt ingeschat. Er is geen wettelijke termijn vastgelegd waarbinnen zo’n betwisting moet plaatsvinden. Theoretisch kan de fiscus dit dus nog jaren later, bijvoorbeeld in 2043, doen.
Dit benadrukt het belang van een zorgvuldig onderbouwde waardering, ondersteund door een uitgebreid en goed gedocumenteerd waarderingsrapport. Zo’n rapport moet onder meer aandacht besteden aan de recente financiële resultaten van de vennootschap, de toekomstverwachtingen, en de marktomstandigheden die gelden op 31 december 2025.
Voor aandelen of gelijkgestelde instrumenten die verkregen zijn binnen het kader van de Aandelenoptiewet van 26 maart 1999, telt als aanschaffingswaarde de waarde op het moment van uitoefening van de optie. De meerwaarde die gerealiseerd wordt bij uitoefening van de optie is niet belastbaar onder de nieuwe meerwaardebelasting. Stel u hebt in 2020 een optie toegekend gekregen met een looptijd van 10 jaar en een uitoefenprijs van €50. In 2030 oefent u de optie uit. Op dat ogenblik is de prijs van het aandeel €90. De op dat moment gerealiseerde winst van €40 valt niet onder de meerwaardebelasting. Voor de berekening van de (latere) meerwaardebelasting zal de aanschaffingswaarde €90 bedragen.
Daarnaast is er ook een specifieke regeling voor aandelen die verkregen zijn met een korting of prijsreductie. Hier geldt als aanschaffingswaarde de waarde van het aandeel op moment van verwerving (dus zonder de korting).
5. Heffing
Hoe het er nu naar uitziet, zal de belasting op meerwaarden worden geïnd via bronheffing door banken en andere in België gevestigde (financiële) tussenpersonen. De vrijstellingen zullen echter enkel kunnen worden aangevraagd via de aangifte. Ook eventuele minderwaarden zullen via de aangifte verrekend moeten worden. Bovendien, kan bij de inning (door een tussenpersoon) ook geen rekening gehouden worden met een eventuele hogere aanschaffingswaarde. Dus ook de toepassing hiervan zal via de aangifte moeten verlopen.
Het zal mogelijk zijn om geen bronheffing te laten inhouden op meerwaarden (dit zou dan gelden voor alle instellingen en alle meerwaarden). Het voordeel hiervan is dat er geen «prefinanciering» meer zal plaatsvinden door de inhouding van de roerende voorheffing.
Belangrijk om weten is dat de meerwaarden op financiële activa die werden verwezenlijkt in het kader van een aanmerkelijk belang, evenals de interne meerwaarden, sowieso niet onderworpen worden aan bronheffing. Deze meerwaarden zullen dienen te worden aangegeven in de aangifte.
Er wordt ook een meldingsplicht geïntroduceerd voor intermediairs, die op enigerlei wijze betrokken zijn bij zulke verrichtingen (aanmerkelijk belang en interne meerwaarden), tenzij de persoon gebonden is door een beroepsgeheim.
- Een uitzondering is voorzien voor entiteiten die erkend zijn om fiscaal aftrekbare giften te ontvangen.
- Dit betekent dat meerwaardebelasting niet getriggerd wordt bij schenkingen, eigendomsoverdrachten bij overlijden, etc. Hier is de belasting pas verschuldigd wanneer de ontvanger effectief de meerwaarde realiseert (berekend t.o.v. de waarde op 31/12/’25 of aanschaffingswaarde van de schenker indien na 31/12/’25)
- Voorbeeld: indien u een meerwaarde van €500 boekt in 2026, dan is deze vrijgesteld en zal u nog €500 vrijstelling kunnen overdragen naar 2027 (waardoor uw vrijstelling in 2027 €10.500 zal zijn).
- Stel dat u uw aandelen in uw bedrijf in 2 aparte transacties verkoopt. De meerwaarde bedraagt telkens €1 miljoen. In de eerste transactie zal deze meerwaarde zijn vrijgesteld. Indien de tweede transactie binnen de 5 jaar na de eerste plaatsvindt, dan zal de tweede meerwaarde van €1 miljoen niet vrijgesteld zijn. Indien er méér dan 5 jaar tussen de twee transacties is, dan wel.
- EER: Europese Economische Ruimte, zijnde EU en Ijsland, Liechtenstein en Noorwegen
- In gevallen waarbij de historische aanschaffingswaarde hoger ligt dan de waarde op 31 december 2025, zou deze hogere aanschaffingswaarde nog gedurende een periode van 5 jaar kunnen worden gehanteerd.
Contacteer onze experten
Ontdek meer
Neem contact met ons op
- Zoek kantoorlocaties kpmg.findOfficeLocations
- kpmg.emailUs
- Sociale media @ KPMG kpmg.socialMedia