Volgens het Grondwettelijk Hof is het gunstregime in de Vlaamse schenk- en erfbelasting voor familiebedrijven niet in strijd met de Grondwet als een familiale vennootschap een economische activiteit uitoefent, maar daarbij vastgoed aanhoudt dat niet of slechts gedeeltelijk voor die economische activiteit gebruikt wordt.
Dat het gunsttarief niet van toepassing is als diezelfde onroerende goederen door een privépersoon, een patrimoniumvennootschap of een familiale onderneming zouden worden aanhouden, is volgens het Hof geen discriminatie.
Het Vlaamse gunstregime voor familiebedrijven in een notendop
Het Vlaamse gunstregime voor familiebedrijven laat toe om aandelen van het familiebedrijf te schenken zonder schenkbelasting of te verkrijgen uit een erfenis aan een vlak tarief van 3% of 7% erfbelasting (naargelang de verkrijger). Eerst moeten er wel een reeks voorwaarden vervuld zijn.
Zo moet de vennootschap (zelf of via een dochtervennootschap) op het ogenblik van de schenking of het overlijden een kwalificerende economische activiteit hebben en deze ook effectief uitoefenen.
Daarbij geldt evenwel een wettelijk vermoeden dat een vennootschap geen ‘reële’ economische activiteit heeft als er twee boekhoudkundige parameters cumulatief voldaan zijn in één van de drie jaren die voorafgaan aan de schenking of het overlijden van de aandeelhouder. Wanneer in één van die drie jaren het balanstotaal uit meer dan 50% vastgoed bestaat én de personeelslasten 1,5% of minder bedragen van het balanstotaal, dan geldt er een vermoeden dat de vennootschap geen reële economische activiteit heeft, waardoor het gunstregime in principe uitgesloten is. Dit wettelijk vermoeden is echter weerlegbaar en het tegenbewijs kan worden geleverd dat de vennootschap ondanks haar teveel aan vastgoed en te lage personeelskost toch een reële economische activiteit voert.
De visie van de Vlaamse Belastingdienst
Bij de beoordeling van dit tegenbewijs stelt de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) zich traditioneel streng op. Uit een omzendbrief van 2015 blijkt dat de belastingplichtige moet aantonen “dat alle onroerende goederen die aanwezig zijn in de vennootschap worden aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap, en derhalve geen privaat patrimonium betreffen”.
Hieruit volgt dat het volgens de Vlabel per definitie onmogelijk is om dit tegenbewijs te leveren zodra de vennootschap enig onroerend goed aanhoudt dat niet wordt aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap. Als argument haalt de belastingadministratie daarbij aan dat het nooit de bedoeling is geweest van de decreetgever om privaat vastgoed te kunnen schenken of laten vererven aan de gunsttarieven.
Eerdere rechtspraak omtrent privaat vastgoed in de familiale vennootschap
In de rechtspraak werd deze rigide opvatting van de Vlaamse Belastingdienst al meermaals getemperd.
Zo bevestigde het Hof van Beroep van Gent in 2021 dat een vennootschap met een ‘gemengde’ activiteit in aanmerking kan komen voor het gunstregime. Die zaak betrof een vennootschap die naast de exploitatie van een slagerij ook een woning en een aantal appartementen bezat. Vlabel weigerde daarbij het gunsttarief omdat de voormelde parameters vervuld waren én de vennootschap privaat vastgoed aanhield waardoor het tegenbewijs niet meer mogelijk was. Het Hof van Beroep floot Vlabel echter terug, want uit de wetteksten blijkt nergens dat er een onderscheid moet gemaakt worden naargelang de aard van het vastgoed bij de beoordeling van het tegenbewijs.
Ongeveer een jaar later boog het Gentse Hof van Beroep zich opnieuw over deze problematiek, en gaf de Vlabel opnieuw ongelijk. De zaak ging over een vennootschap die een professionele vastgoedactiviteit uitoefende, waarbij het Hof bevestigde dat die wel degelijk kwalificeerde als een economische activiteit die het gunsttarief rechtvaardigde (u kan hierover meer lezen in een eerder verschenen artikel over Vastgoedactiviteiten in de familiale vennootschap).
Het arrest van het Grondwettelijk Hof
Ondanks die positieve beslissingen, stelde het Gentse Hof van Beroep hierbij wel de vraag aan het Grondwettelijk Hof of de gunstregeling in de Vlaamse schenk- en erfbelasting niet strijdig is met de Grondwet wanneer het gaat om aandelen van een familiale vennootschap die een economische activiteit heeft, maar die ook vastgoed aanhoudt dat niet of niet volledig dient voor die activiteit.
Via de aandelen van de vennootschap geldt het gunsttarief dan immers ook voor de waarde van die onroerende goederen, terwijl dat niet zo is wanneer diezelfde onroerende goederen tot het privévermogen van de aandeelhouder zouden behoren, of zouden worden aangehouden via een zuivere patrimoniumvennootschap zonder reële economische activiteit, of nog wanneer ze deel zouden uitmaken van de activa van een familiebedrijf dat niet via een vennootschap wordt gevoerd (een zgn. ‘familiale onderneming’).
Het Grondwettelijk Hof oordeelde op 23 maart 2023 echter dat dit onderscheid niet discriminerend is.
Familiale vennootschappen met een reële economische activiteit genereren immers een maatschappelijke meerwaarde, in tegenstelling tot zuivere patrimoniumvennootschappen en natuurlijke personen die geen familiale onderneming hebben, aldus het Grondwettelijk Hof.
Een gunsttarief voor die vennootschappen is dan ook verantwoord, en het feit dat zij tevens vastgoed bezitten dat niet of slechts gedeeltelijk wordt aangewend voor de uitoefening van de economische activiteit, doet daaraan geen afbreuk. Dat het gunsttarief daarbij van toepassing is op de volledige aandelenwaarde, dus inclusief de waarde van het privaat vastgoed dat werd ondergebracht in de familiale vennootschap, is een vrije beslissing geweest van de Vlaamse decreetgever. Die decreetgever had immers helemaal niet de verplichting om het deel van de aandelen dat overeenkomt met activa die niet bijdragen tot de economische activiteit, uit te sluiten van het gunsttarief.
Bovendien houdt het Hof nog een slag om de arm: Vlabel kan op grond van de algemene antimisbruikbepaling de aandelen van een familiale vennootschap toch belasten tegen het normale tarief in de mate dat die vennootschap onroerende goederen bevat die geen verband houden met haar reële economische activiteit, indien de Vlabel kan aantonen dat de inbreng van deze onroerende goederen in de vennootschap fiscaal misbruik uitmaken.
Impact van het arrest – naar een verfijning van de bestaande regeling?
De uitspraak van het Grondwettelijk Hof is in lijn met de eerdere rechtspraak van het Gentse Hof van Beroep. Voor de verantwoording van de gunstregeling wordt telkens teruggegrepen naar het doel van de regeling, met name het bevorderen van de continuïteit van de Vlaamse ondernemingen om zo een duurzame tewerkstelling te garanderen. Volgens het Hof is het daarbij de keuze geweest van de Vlaamse decreetgever om de toepassing van het gunsttarief op aandelen van een familiale vennootschap als een geheel te beschouwen, zodat die aandelen ofwel volledig ofwel niet onder het gunsttarief vallen.
Hierbij herinneren we echter aan een voorstel dat in het voorjaar van 2022 werd ingediend in het Vlaams Parlement om de voorwaarden van het gunstregime te verscherpen voor familiale vennootschappen die privaat vastgoed aanhouden. Zowel meerderheid als oppositie waren het er toen over eens dat het huidige gunstregime op dit punt misschien “niet genuanceerd genoeg” is.
Na bespreking in de bevoegde parlementscommissie werd dit voorstel echter terug ingetrokken, onder meer omdat men eerst de uitspraken van het Gentse Hof van Beroep en het Grondwettelijk Hof wou afwachten (Meer info in ons eerder artikel over het gunstregime familiebedrijven in schenk- en erfbelasting).
Nu die uitspraken er zijn, is het dan ook zeker niet ondenkbaar dat het Vlaamse Parlement binnenkort stappen onderneemt om de bestaande gunstregeling te verfijnen. Zodra dat gebeurt, leest u het in elk geval hier.
Auteurs: Tillo Dumont, Director, Sam Dejaegere, Supervisor en Manon Pollet, Associate