Het eerste artikel in deze reeks onderstreepte het belang van stedelijke transformatie om de lange termijn duurzaamheidsdoelstellingen te helpen realiseren. Data- en smart city-strategieën kunnen de complexiteit die eigen is aan stedelijke omgevingen behapbaar maken. ‘Smart’ en ‘sustainable’ vinden elkaar bij het opmaken van langetermijnvisies en bijhorende implementatietrajecten, waarbij multi-actor omgevingen, nieuwe waardemodellen, en innovatieve samenwerkingen steeds meer het nieuwe normaal vormen.  

Wat is een ‘duurzame stad’?

Wat maakt een stad nu duurzaam? Die vraag houdt vele academici, beleidsmedewerkers, stedenbouwkundigen en burgerinitiatieven bezig. De SDG’s van de Verenigde Naties vormen momenteel de leidraad voor duurzame ontwikkeling. In ‘doelstelling 11: Duurzame Steden en Samenleving’ worden de belangrijkste indicatoren van een duurzame stad uiteengezet. Daarbij wordt niet alleen naar de energieconsumptie en CO2-emissies van de stad gekeken, maar ook naar klimaatbestendigheid en de impact op het milieu.

Een duurzame stad biedt kansen voor een aangenaam en gezond leven. Elk type huishouden moet de kans krijgen om comfortabel en betaalbaar te wonen in een energiezuinige woning. Daarnaast is een duurzame stad rijk aan groene ruimtes die toegankelijk en veilig zijn voor iedereen. Stadsbewoners hebben toegang tot efficiënt en betaalbaar openbaar vervoer dat gebruik maakt van groene stroom of het stadscentrum en de buurten eromheen zijn verbonden door veilige fietsnetwerken. Bovendien is er voldoende ruimte voor cultuur en wordt er ingezet op sterke sociale netwerken zodat elke burger zich betrokken voelt.

Daarnaast zorgen burgerparticipatie en nieuwe vormen van inspraak en samenwerking (tussen zowel publieke als private actoren in de stadsplanning en het stedelijke beleid) voor een complex dialoog en een snel veranderend proces. Zo startte Pakhuis De Zwijger in Amsterdam in 2017 met de discussiereeks: ‘Who owns the City?’. Er werd gepeild naar welke waarden centraal staan binnen een stedelijke omgeving, hoe innovatie laagdrempelig ontsloten kan worden, hoe economische groei inclusief kan zijn, en in hoeverre een stad(sregio) zelfvoorzienend kan zijn. Ook binnen Vlaamse steden werden er de afgelopen jaren gelijkaardige burgerbevragingen en participatietrajecten uitgerold. Duurzaamheid gaat dan ook over planetaire grenzen, economische transformatie, sociale inclusie, en ook de governance om zowel de complexiteit van interafhankelijke maatschappelijke uitdagingen, dagelijks bestuur, en stakeholdermanagement optimaal te organiseren.

Steden in heel Europa en daarbuiten werken hard om ‘doelstelling 11’ te realiseren. Steden als Kopenhagen, Stockholm, Zürich, Singapore, London, Madrid, en Wenen duiken regelmatig op in de lijstjes van toonaangevende duurzame steden. Ze maken allemaal gebruik van een mix aan oplossingen, waarbij uitgesproken ambitie, leiderschap en durf, een toekomstgerichte ruimtelijke visie, en verschillende innovatievormen centraal staan. Ook kleinere steden zetten tal van experimenten op en gebruiken duurzaamheid steeds meer als stadsbrede strategie om de toekomst leefbaar vorm te geven. Zo maakt Helsingborg in Zweden bijvoorbeeld gebruik van data en ‘Internet of Things’ om klimaatscenario’s uit te werken alvorens keuzes in de stadsplanning te maken. Grenoble, winnaar van de ‘European Green Capital’-prijs in 2022 en één van de meest dichtbebouwde steden in Frankrijk, maximaliseert de beschikbare ruimte door bijvoorbeeld in de Flaubert Eco-wijk verticaal groen te integreren en burgers de leiding te geven in het transformeren van openbare ruimtes tot groene oases. Het Finse Lahti vertaalde duurzaamheidsambities ook naar het onderwijs en de R&D- en industriële agenda. Het scherpte ook het bewustzijn van lokale stakeholders aan door hun gedrag en eigen voetafdruk tastbaarder te maken via een ‘personal carbon trading scheme’ (waarbij de eigen footprint in lijn gebracht wordt met de nationaal geambieerde uitstoot, gekoppeld aan verhandelbare rechten). Ook in onze Vlaamse steden worden er veel initiatieven uitgerold, gaande van het monitoren van klimaatscenario’s, energieconsumptie, waterschaarste of overstromingsgevaar, tot het voorspellen en aanpakken ervan.

Duurzame stedelijkheid in België?

Gezien de grote impact van de steden op de landelijke duurzaamheidsresultaten zijn de ‘Nationally Determined Contributions’[1] voor vele landen nauwelijks of niet haalbaar zonder inspanningen van steden. Dat geldt ook voor ons land en het Vlaamse Gewest dat voor een groot deel gekenmerkt wordt door een hoge mate van stedelijkheid.  Met gemiddeld 371 inwoners per vierkante kilometer is België één van de meest verstedelijkte landen van Europa. ‘Urban sprawl’, het fenomeen waarbij steden uitwaaieren met lage densiteitbebouwing, een hoge verkavelingsgraad en een soms beperkte mate van ruimtelijke logica of coherentie is erg typerend voor grote delen van België. De laatste jaren daalde de bevolkingsdichtheid per hectare in Vlaanderen zelfs verder tot slechts ca. 25 inwoners. Naast grote druk op de resterende open ruimte, zorgt die urban sprawl ook voor een systemische ontwrichting van maatschappelijke functies. Deze trend zorgt er mede voor dat we erg afhankelijk blijven van gemotoriseerd (en vaak individueel) vervoer, een hoge kost betalen voor nutsleidinginfrastructuur, en door onze sterk geïndividualiseerde levenswijze ook een hoge energie- en materiaalconsumptie kennen (van energie- en warmteverbruik tot een hoog en soms suboptimaal gebruik van infrastructuur en gebruikstoestellen). Gezien ruimtelijk en stedelijk beleid een grote impact hebben op het duurzaamheidsvraagstuk is het essentieel om de ruimtelijke en duurzaamheidsvisie samen te brengen. 

Om de doelstellingen van het klimaatakkoord en SDGs van de Verenigde Naties te bereiken heeft Vlaanderen ‘Vizier 2030’ en ‘Visie 2050’ ontwikkelt en verder uitgewerkt tot 7 transitieprioriteiten die leiden naar een groener toekomstbestendig Vlaanderen dat uitblinkt als economische trekker op Europees niveau. Maar wat betekent dit plan in de praktijk voor stadsmakers en wat zijn de stappen die vandaag gezet moeten worden voor een haalbare vertaling naar de unieke lokale context?

Complexe uitdagingen om steden toekomstbestendig te maken

Stedelijke omgevingen veranderen voortdurend. Groeiende sociale vraagstukken zoals betaalbaar wonen, energiearmoede, diversiteit, en migratie, maar zeker ook de COVID-19-pandemie en acute klimaatschokken stelden de weerbaarheid van steden op de proef en onderstreepten het belang van langetermijnstrategieën. Ondanks hun soms erg uiteenlopende culturele en historische DNA, zijn de duurzaamheidsuitdagingen van steden niet zo erg verschillend. Taaie vraagstukken die telkens opnieuw terugkomen, zijn de volgende: 1) de opmaak van een langetermijnstrategie die alle maatschappelijke uitdagingen integreert, 2) de transformatie van de stedelijke organisatie naar een duurzaam lerende procesomgeving die vertrekt vanuit de uitdaging maar daarbij ook samenwerking, expertise, competenties, autonomie in rekening neemt 3) innovatie (technologische, sociale, financiële, …) inbedden in het stedelijke weefsel, 4) het stedelijke ecosysteem maximaal activeren en duurzaam versterken.

Stuk voor stuk vormen de uitdagingen een mogelijke maar zeker niet de enige ingang tot een complex debat. Dat debat gaat hoe langer hoe minder over louter emissies en klimaat, maar wel over de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van stedelijke omgevingen op lange termijn. Verder in dit artikel gaan we dieper in op de verschillende vraagstukken.

De opmaak van een langetermijnstrategie die alle maatschappelijke uitdagingen integreert

In ons land bouwen onder meer Gent, Antwerpen, Leuven, Mechelen, en Brussel elk op hun eigen manier al een tijdje aan een duurzame langetermijnstrategie. Ze vertrekken daarbij vanuit hun industriële verleden, hun ruimtelijke complexiteit, of hun bottom-up cultuur om zo de toekomst te verbeelden en in praktische routekaarten te vertalen. Essentiële bouwstenen zijn een wervende toekomstvisie, een langetermijninvesteringskader, een brede en evenwichtige coalitie, maar ook de openheid om te durven experimenteren. Onder meer New York, Shanghai en Bristol maakten reeds plannen op met horizon 2050. Vancouver ging nog een stap verder door zo’n 10 jaar geleden een Sustainability Vision voor de komende 100 jaar te presenteren die richting geeft aan de plannen voor ruimtelijke ontwikkeling en infrastructuur voor de komende 20 à 30 jaar. Bouwstenen van dergelijke langetermijnplannen blijven de grote emissie-gerelateerde sectoren zoals gebouwde omgeving, mobiliteit, energie en industrie, maar ook levenskwaliteit, toegang, betaalbaarheid, creativiteit, identiteit, innovatie, leiderschap en implementatiekracht komen vaak aan bod. In stedelijke omgevingen komt de onderlinge verbondenheid van al deze elementen zichtbaar tot uiting. Gezien middelen vaak beperkt zijn, is het maken van de juiste keuzes met een meervoudige return-on-investment het vermijden van dure lock-ins en stranded assets daarom cruciaal.

De transformatie van de stedelijke organisatie naar een duurzaam lerende procesomgeving

Met oog op efficiëntie en verbeterde dagdagelijkse dienstverlening hebben steden de voorbije decennia hun werking eerder functioneel verder verfijnd, maar minder vanuit de maatschappelijke uitdagingen en impact op de samenleving. Gezien het groeiende besef dat de realiteit niet oneindig maakbaar is, experimenteren enkele lokale besturen met een procesaanpak waarbij ambities en doelstellingen veel nauwer gelinkt blijven aan de uitrol en bereikte resultaten, en waarbij snelle en gerichte bijsturingen en het heruitvinden van het proces centraal staan. Het European Institute for Innovation and Technology ging aan de slag rond onder meer klimaat met ‘Knowledge and Innovation Communities’. Via een netwerk van ‘Deep Demonstrator Cities’ (met daarin onder meer Madrid, Milaan, Wenen, Leuven, en Krakow) werden onder meer innovatieportfolio’s opgebouwd die multi-stakeholder omgevingen toelaten om uitdagingen en oplossingen op een systemische manier te benaderen en te implementeren. Daarnaast voorzien verschillende Europese subsidieprogramma’s in Lighthouse Cities, waarvan de resultaten gedeeld worden met een breed netwerk aan Follower Cities, wat kennisdeling en replicatie van geslaagde oplossingen ten goede komt. Het overstappen op een procesbenadering houdt ook in dat er voortdurend vooruit wordt geblikt met aandacht voor wat vandaag al in de steigers staat, maar evenzeer vanuit het gewenste toekomstbeeld achteruit wordt geblikt om tijdig belangrijke stappen te kunnen zetten. Hierbij worden ook noodzakelijke samenwerkingen, aanwezige expertise en competenties, en lokale autonomie mee in rekening genomen.

Innovatie (technologische, sociale, financiële, …) functioneel inbedden in het stedelijk weefsel

Tal van steden, net als nationale overheden, zijn het engagement aangegaan om tegen ten laatste 2050 klimaatneutraal te zijn. De snelheid en schaal die nodig zijn om die doelstellingen te realiseren, vragen om tal van innovaties op diverse vlakken en binnen verschillende domeinen. Vele lokale besturen kijken naar technologische innovaties op vlak van onder meer hernieuwbare energie, warmtetechnologieën, mobiliteit, en carbon capture usage and storage (CCUS). Op vlak van sociale innovatie worden participatie en nieuwe samenwerkingsmodellen, burger- en wijkbudgetten, deelplatformen, en tijdelijke of beperkte invulling van vrije ruimte met tiny forests of urban farming stilaan gemeengoed. Maar sommige steden kijken ook naar pilootprojecten op vlak van bijvoorbeeld beleids- en financiële innovatie. Data en digitale enablers lopen dwars doorheen die verschillende vormen van innovatie. Datacollectie, datakwaliteit, en de functionele ontsluiting zijn zeker op lokaal vlak belangrijk als instrument voor betere implementatie, eerder dan een doel op zich. Wanneer ‘smart’ en ’sustainable’ elkaar vinden, kan een interessante kruisbestuiving ontstaan die toelaat zowel dagelijks beheer als inspanningen op langere termijn maximaal op elkaar af te stemmen en deze vanuit verschillende maatschappelijke perspectieven in te vullen en te laten renderen. Innovatieve steden weten aanwezige onderwijs- en onderzoekspolen te koppelen aan operationalisering, maar weten vanuit een ondersteunend kader en het bieden van ruimte voor nieuwe ideeën ook middelen en talent aan te trekken. Antwerpen, Leuven, en Brussel gingen aan de slag met citizen science om zo beter zicht te krijgen op de link tussen mobiliteit en luchtkwaliteit. Birmingham ging in achterstandswijken met sociale en beleidsinnovatie op vlak van gezondheid en diversiteit aan de slag. Door buitenlandse medische diploma’s te linken aan socio-economische noden en de lokale gemeenschappen op wijkniveau te versterken, konden gezondheidsvraagstukken aan de bron worden aangepakt en de zorgnoden worden beperkt. Het Spaanse Viladecans en het Zweedse Halmstad koppelen onderwijs dan weer aan lokale uitdagingen en betrekken daar evenzeer plaatselijke organisaties bij om zo onderwijs gerichter aan toekomstnoden te linken. 

Stedelijke ecosystemen activeren en duurzaam versterken

Steden zijn plekken waar de duurzaamheidsuitdaging concreet en tastbaar wordt, waar verschillende ‘stromen’ samenkomen, zowel op economisch, ecologisch, en sociaal vlak. Net dat open en dynamisch karakter, maar ook de digitale en communicatierevolutie van de voorbije jaren, maken dat stakeholder management alleen maar belangrijker wordt. Steeds meer steden verkennen ecosysteem-aanpakken, die het politieke bestuur en de administratie overstijgen met gerichte samenwerking tussen publieke en private partners, tussen bestuur en burgers, en tussen traditionele organisaties en innovatieve startups. Ecosystemen verbinden ook verschillende thema’s en sectoren en nemen ook cultuur, gedrag, politiek, en socio-economische elementen mee in rekening.

Pilootprojecten nemen verschillende vormen aan: steden als Rotterdam en Essen gaven een nieuwe bestemming aan hun industriële verleden door vrijgekomen ruimte toekomstgericht weer in te vullen en natuur weer meer drager te maken van het landschap. Rotterdam experimenteert al langer met burgerbudgetten en net als Essen zoekt het naar manieren om aanwezige dynamieken rond energie en klimaat onderling te linken en te ondersteunen zodat het stedelijk beleid meer co-creatief wordt ingevuld. Met Leuven 2030, dat verschillende programma’s en werven omvat, wordt een gelijkaardige strategie gehanteerd. Door oplossingsgerichte samenwerkingsverbanden uit te bouwen, wordt zowel een breed draagvlak als gedeeld eigenaarschap gecreëerd. Voortbouwend op de Commons-gedachten van Elinor Ostrom Het Civic Lab Bologna ging al meer dan 10 jaar geleden van start en, en tekende een kleine 300 klimaatpacten tussen diverse stedelijke actoren om zo onder meer groenruimte, leegstaande gebouwen, en publiek domein een meer optimale invulling te geven. Deze brede coalities laten toe om met respect voor bestaande organisaties en initiatieven een brede en dynamische leeromgeving op te zetten en daardoor ook sneller lastige en complexe vraagstukken aan te snijden. 

In het derde artikel kijken we naar concrete hefbomen die steden helpen om zowel met de ‘smart’- als ’sustainable’-component gericht aan de slag te gaan.

Contacteer ons

Gilles De Roo
Senior Advisor,
Public Sector

KPMG in Belgium
gderoo@kpmg.com

Jorn Verbeeck
Senior Manager,
Sustainability & ESG

KPMG in Belgium
jverbeeck@kpmg.com

Abigail Gerrits
Junior Advisor,
Sustainability & ESG

KPMG in Belgium
agerrits@kpmg.com