Eind 2023 heeft de Belgische wetgever ingrijpende wijzigingen doorgevoerd met betrekking tot de patrimoniumtaks. Deze hervormingen, die van kracht zijn gegaan vanaf 1 januari 2024, hebben een aanzienlijke impact op de manier waarop deze vermogensbelasting wordt bepaald. Deze veranderingen zijn bedoeld om het belastingstelsel te moderniseren.

Dit artikel bespreekt de belangrijkste aspecten in verband met de hervorming van de patrimoniumtaks.

Toepassingsgebied

Een vzw, internationale vzw of private stichting is over het geheel van haar bezittingen patrimoniumtaks verschuldigd. Onder die noemer vallen o.a. investeringen, geldbeleggingen, termijnrekeningen, erfpachtrechten en opstalrechten. Bepaalde bezittingen zoals de liquiditeiten en het bedrijfskapitaal die bestemd zijn om gedurende het boekjaar gebruikt te worden voor de activiteit - zoals kasgelden, zichtrekeningen, spaarrekeningen (waarop regelmatig verrichtingen gebeuren), maar eventueel bepaalde termijnrekeningen - worden van deze belastbare grondslag uitgesloten.

Een opvallende wijziging aan de wetgeving is de verhoging van het maximale vrijstellingsbedrag van de patrimoniumtaks van 25.000 EUR naar 50.000 EUR. Dit betekent dat een vzw, internationale vzw of private stichting met een vermogen onder de 50.000 EUR, geen patrimoniumtaks verschuldigd is én dat er geen aangifte meer hoeft te worden ingediend.

Het tarief

Daarnaast introduceert de nieuwe regeling progressieve opklimmende tarieven (in tegenstelling tot het vroegere ‘vlakke’ tarief van 0,17%) in functie van het belastbare vermogen. Deze verandering kan aanzienlijke gevolgen hebben voor belastingbetalers met een groot vermogen. Concreet worden de belastingschalen thans als volgt vastgesteld:

  • Eerste schijf: € 0 - € 50.000:  0,00%
  • Tweede schijf: € 50.000,01 - € 250.000:  0,15%
  • Derde schijf: € 250.000,01 - € 500.000:  0,30%
  • Vierde schijf: > € 500.000:  0,45%

Neutraliseringsmechanisme

Voor bepaalde sectoren wordt de impact van het nieuwe tarief geneutraliseerd. Dit geldt specifiek voor de zorg, sport- en cultuursector, waarbij een aangepast tarief ervoor zorgt dat 62,3% van het patrimonium wordt vrijgesteld. Dit betekent dat slechts 37,7% van het vermogen wordt belast.

Verdere wijzigingen

De vrijstelling van de verplichting om gedurende drie opeenvolgende jaren een aangifte in te dienen, indien de verschuldigde belasting minder dan 500 EUR bedraagt, wordt afgeschaft vanaf het aanslagjaar 2024.  De wet voorziet wel in een overgangsregeling indien het vermogen van de entiteit dermate toegenomen is dat er voor die jaren een hogere taks verschuldigd is dan de vooraf betaalde taks.

Een andere belangrijke wijziging heeft betrekking op de behandeling van buitenlandse onroerende goederen. Deze worden door de nieuwe wetgeving thans wel geviseerd. Bijgevolg dienen ze nu mee te worden opgenomen bij het bepalen van de belastbare basis. Dit is het gevolg van een uitspraak van het Grondwettelijk Hof. Let wel: de in het buitenland betaalde belasting die gelijkaardig is aan de Belgische patrimoniumtaks mag in mindering worden gebracht van de Belgische patrimoniumtaks om dubbele belasting te voorkomen.

Aangifte

Elk jaar moet een aangifte voor de patrimoniumtaks worden ingediend bij het kantoor Rechtszekerheid dat bevoegd is voor het gebied waar de zetel van de entiteit zich bevindt. Dit moet gebeuren binnen de eerste drie maanden van elk aanslagjaar. Vanaf dit jaar zou de aangifte ook digitaal via MyMinfin ingediend kunnen worden.

Voor de betaling van deze belasting geldt bovendien dezelfde termijn. Voor het belastingjaar 2024 is de uiterste datum voor indiening en betaling vastgesteld op 2 april 2024 (eerst volgende werkdag die volgt op 31 maart) en dit vóór 12 uur.

Bij een laattijdige indiening is een boete van EUR 2,50 per maand vertraging verschuldigd waarbij elke begonnen maand voor een gehele wordt aangerekend. De boete mag echter niet meer bedragen dan 1/10 van de verschuldigde taks zonder dat ze minder mag zijn dan 2,50 euro.

Bepaalde belastingplichtigen hebben de mogelijkheid tot aanvraag van een individueel uitstel

Bepaalde belastingplichtigen actief in specifieke sectoren (gezondheidszorg of de sector voor bescherming van kinderen en jongeren en voor maatschappelijk werk alsook de sport- onderwijs, - en cultuursector) die aanspraak kunnen maken op een gedeeltelijke vrijstelling ten belope van 62,30 % van de waarde van de bezittingen, kunnen éénmalig voor aanslagjaar 2024 een individueel uitstel van aangifte (en betaling) verkrijgen tot ten laatste 31 mei 2024.

Het verzoek tot uitstel dient gemotiveerd te worden met het artikel van het Wetboek der Successierechten dat van toepassing is op de belastingplichtige en ingediend te worden bij het desbetreffende kantoor van de Administratie Rechtszekerheid bevoegd voor het ambtsgebied waar de zetel van die belastingplichtige gelegen is (meer bepaald het kantoor Rechtszekerheid alwaar de aangifte moet worden ingediend) tegen ten laatste 2 april 2024 (met uiterlijke ontvangst van het verzoek op het bevoegde kantoor die dag). Verzoeken tot uitstel waarvoor er geen terechte twijfel kan bestaan omtrent de mogelijke toepassing van de gunstmaatregel voor belastingplichtigen actief in specifieke sectoren, zullen niet worden ingewilligd.

Als u hierover vragen heeft, aarzel niet uw KPMG-adviseur te contacteren.

 

Auteurs: Luna De Schutter, Adviser, Nele Steurbaut, Manager & Hendrik Putman, Partner