Tantièmes zijn delen van de winst die bestuurders van een vennootschap als een soort ‘bonus’ kunnen ontvangen. Fiscaalrechtelijk beschouwen we tantièmes als bezoldigingen. Ze zijn een aftrekbare kost voor de toekennende vennootschap in het jaar waarop de tantième betrekking heeft (en niet in het jaar waarin ze wordt toegekend). Door de winst op die manier te bestemmen, kan een vennootschap haar fiscaal resultaat optimaliseren. Voor de ontvangende partij is een tantième een belastbare bezoldiging.

Er bestaat veel informatie in de rechtsleer en de rechtspraak over de problematiek van de aftrekbaarheid van bestuurdersvergoedingen en tantièmes. De klassieke discussiepunten zijn enerzijds de bewijsproblematiek van de werkelijkheid van de achterliggende prestaties (art. 49 WIB92) en anderzijds de grootorde van de betaalde vergoedingen (art. 53, 10e WIB92).

In een interessant arrest van 24 mei 2022 sprak het hof van beroep van Gent  zich over de problematiek uit. Daarin gaf het hof de belastingadministratie, die het aftrekbare karakter van de bestuurdersvergoedingen en tantièmes weigerde, namelijk ongelijk.

Relevante feiten

Beursgenoteerde vennootschap A betaalde verschillende jaren aan vennootschap B vaste en variabele vergoedingen waarvan de belastingadministratie de aftrekbaarheid niet betwist. Vennootschap B wordt op haar beurt door vennootschap C bestuurd en heeft aan haar bestuurder in boekjaren 2014 en 2015 riante bedragen aan bestuurdersvergoedingen en tantièmes toegekend. Die ontvangen vergoedingen werden in hoofde van vennootschap C niet effectief belast omdat ze werden gecompenseerd door de aanwezige fiscaal overgedragen verliezen.

Standpunt belastingadministratie

De belastingadministratie betwistte de fiscale aftrekbaarheid van de vergoedingen die vennootschap B in boekjaren 2014 en 2015 in de vorm van bestuurdersvergoedingen en tantièmes toekende aan vennootschap C. De belastingadministratie vond namelijk dat er onvoldoende elementen de werkelijkheid van de prestaties van de bestuurder aantoonden (i.e. gebrek aan telefoon-, bureel-, personeels- of andere administratieve kosten). Bovendien stelde de belastingadministratie dat vennootschap C  geen extra prestaties verrichtte die de forse toename van de uitbetaalde vergoedingen konden verantwoorden.

De belastingadministratie besloot dan ook dat de uitbetaling van de bestuurdersvergoedingen en tantièmes als doel had het belastbaar resultaat van een winstgevende vennootschap te verschuiven naar een vennootschap met recupereerbare verliezen.

Uitspraak

De standpunten van de belastingadministratie vonden echter geen steun bij het hof van beroep van Gent. Het hof oordeelde dat vennootschap C weldegelijk werkelijke prestaties leverde aangezien ze al sinds 2008 een mandaat als bestuurder uitoefende en als een actieve vennootschap met jaarlijkse winstcijfers kwalificeert.

Daarnaast stelde het hof dat de belastingadministratie de waarde van de geleverde prestaties niet kan vaststellen en dat de belastingplichtige (vennootschap B) de hoogte van de toegekende vergoedingen kan bepalen. Bovendien oordeelde het hof dat de toegekende vergoedingen in het licht van de inkomsten van vennootschap B niet overdreven waren. De vennootschap is volgens het hof immers vrij om haar bestuurder te vergoeden door middel van bestuurdersvergoedingen of tantièmes.

Verder – en mogelijks trekt dit nog de meeste aandacht – was het hof van oordeel dat de compensatie van de toegekende vergoedingen door de fiscaal overgedragen verliezen geen reden vormt om de aftrekbaarheid van de betaalde vergoedingen te verwerpen.

Tot slot benadrukte het hof dat de aftrekbaarheid van een uitgave die beantwoordt aan werkelijk geleverde prestaties niet kan worden geweigerd op de enkele grond dat voornoemde prestaties niet werden verricht door of namens degene aan wie werd betaald.  Het is dus niet van belang of vennootschap C in haar hoedanigheid als bestuurder dan wel de natuurlijke persoon in zijn hoedanigheid als vaste vertegenwoordiger de prestaties heeft geleverd.

Het hof besloot dan ook dat de betaalde vergoedingen in hoofde van vennootschap B als ontvanger van de dienst voldoen aan de aftrekbaarheidsvoorwaarden van artikel 49 WIB92.

Conclusie

Uit de uitspraak van het hof van beroep van Gent blijkt dat de aanwezigheid van fiscaal overgedragen verliezen in hoofde van de ontvanger van de bestuurdersvergoedingen of tantièmes op zich geen reden mag zijn om de aftrekbaarheid van de vergoeding te weigeren.

Verder benadrukt het hof dat het niet aan de belastingadministratie, maar aan de belastingplichtige toekomt om de waarde van de geleverde prestaties en bijgevolg de grootorde van de toegekende vergoedingen te bepalen.  

Om het aftrekbare karakter van de vergoedingen te garanderen moet de betrokken vennootschap wel altijd aantonen dat er werkelijk prestaties plaatsvonden. In dergelijk geval benadrukt het hof dat de aftrekbaarheid van de vergoedingen niet kan worden geweigerd op de enkele grond dat de prestaties niet werden verricht door of namens degene aan wie de vergoedingen betaald werden.

Dit arrest is een stap in de goede richting. Na jaren onzekerheid lijkt het dus opnieuw mogelijk om tantièmes, een optimale rol te laten spelen bij uw eindejaarsverrichtingen, als alle voorwaarden zijn voldaan en er effectief prestaties tegenover staan. Een onderbouwde planning is daarbij enorm belangrijk en kan onnodige discussies vermijden. Laat u dan ook tijdig adviseren.

Wij houden u op de hoogte van verdere ontwikkelingen. Bij vragen kan u altijd terecht bij uw vertrouwde KPMG-adviseur.

 

Auteurs: Ilke Vandenbroeck, Sr. Counsel KPMG Law & Lorenz Vercauteren, Jr. Associate KPMG Law.

1. Cass. 22 maart 2019, AR F.18.0048.N.