Met ingang van 1 januari 2023 zijn enkele belangrijke wijzigingen in werking getreden die het btw-landschap en meer bepaald de fiscale procedure hertekenen. Tevens zijn er nieuwigheden op het vlak van de verleggingsregeling voor werk in onroerende staat. In wat volgt, wordt kort ingegaan op de belangrijkste aandachtspunten in dit verband.

Hertekening fiscale procedure: verlenging bewaar- en verjaringstermijnen, oplegging van dwangsommen en verlaging interesten inzake btw

De veelbesproken wet houdende diverse fiscale en financiële bepalingen, die eind vorig jaar verscheen, voorziet in een uitgebreide waaier aan fiscale maatregelen met hoofdzakelijk gevolgen op de fiscale procedure. Een eerste belangrijke wijziging slaat op de toepasselijke bewaar- en verjaringstermijnen. Een belastingplichtige is ertoe gehouden (kopieën van) facturen, boeken en andere stukken te bewaren. Vanaf nu moeten deze documenten niet 7 maar wel 10 jaar worden bijgehouden. Ook wordt voorzien in een verlenging van de btw-verjaringstermijnen. Hoewel de normale verjaringstermijn inzake btw nog steeds 3 jaar is, moet voortaan rekening worden gehouden met een 4-jarige verjaringstermijn in geval van niet- of laattijdige indiening van een btw-aangifte. In de toekomst gaat een belastingplichtige dus best niet te licht over het niet- of laattijdig indienen van een btw-aangifte. Doet men dit wel, dan moet men er rekening mee houden dat de fiscale administratie een extra jaar heeft om btw na te vorderen. De 7-jarige verjaringstermijn in geval van fraude wordt eveneens verlengd naar 10 jaar. De verlengde bewaar- en verjaringstermijnen gelden evenwel niet met terugwerkende kracht. De termijnen zijn slechts van toepassing op de btw die vanaf 1 januari 2023 opeisbaar wordt. De btw waarvan de opeisbaarheid zich heeft voorgedaan vóór 1 januari 2023 blijft aldus onderworpen aan de verjaringstermijnen zoals zij golden vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving.

Daarnaast kunnen in de toekomst dwangsommen worden opgelegd in de gevallen waarin de onderzoeksbevoegdheden van de fiscale administratie worden belemmerd. Of dit in de praktijk vaak zal gebeuren, valt nog even af te wachten. De fiscale administratie moet hiertoe het nodige bewijs kunnen leveren en de vordering moet ingesteld en behandeld worden zoals in kort geding. Deze dwangsommen kunnen overigens ook gevorderd worden wanneer de onderzoeken uitgevoerd worden op vraag van een staat waarmee België btw-inlichtingen uitwisselt.

Een laatste procedurele wijziging beoogt de verlaging van de rentevoeten van de nalatigheidsinteresten (i.e. interesten verschuldigd door de btw-belastingplichtige aan de Belgische Staat) en moratoriuminteresten (i.e. interesten verschuldigd door de Belgische Staat aan de btw-belastingplichtige). De op jaarbasis verschuldigde nalatigheidsinteresten zullen worden berekend door de geldende basisrentevoet te vermeerderen met 4 procentpunten. Voor 2023 zal dit neerkomen op 8% nalatigheidsinteresten, hetgeen een daling betekent in vergelijking met de nalatigheidsinteresten van 9,6% per jaar die tot hiertoe van toepassing waren inzake btw. Om de rentevoet van de moratoriuminteresten te berekenen, dienen 2 procentpunten te worden afgetrokken van de rentevoet van de nalatigheidsinteresten. Om die reden bedragen de moratoriuminteresten 6% op jaarbasis voor het jaar 2023. Merkwaardig is dat men niet van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om de interesten inzake btw af te stemmen op de interesten in de inkomstenbelasting. De interesten inzake btw blijven nog steeds hoger liggen dan die in de inkomstenbelasting.

Verleggingsregeling werk in onroerende staat

Al enige tijd bevat de Belgische btw-regelgeving een verleggingsregeling voor zogenaamd “werk in onroerende staat”. Dit is relevant om te bepalen wie de schuldenaar van de btw is wanneer een werk in onroerende staat wordt verricht in België. Wanneer de verleggingsregeling van toepassing is moet immers de afnemer, en niet de dienstverrichter, de btw betalen die verschuldigd is op het werk in onroerende staat.

Onder het begrip “werk in onroerende staat” wordt begrepen het bouwen, het verbouwen, het afwerken, het inrichten, het herstellen, het onderhouden, het reinigen en het afbreken van een uit zijn aard onroerend goed. Ook wanneer een roerend goed wordt ingelijfd in een onroerend goed zodanig dat het onroerend uit zijn aard wordt, spreekt men van een werk in onroerende staat.

Tot voor kort speelde de verleggingsregeling voor werk in onroerende staat enkel wanneer een in België gevestigde dienstverrichter werk in onroerende staat verrichtte ten aanzien van een andere in België gevestigde belastingplichtige die in België periodieke btw-aangiften indient, of ten aanzien van een buitenlandse belastingplichtige die alhier geregistreerd is voor btw-doeleinden met erkenning van een aansprakelijk vertegenwoordiger.

Met ingang van 1 januari 2023 wordt het toepassingsgebied van de verleggingsregeling verruimd. Een Belgische belastingplichtige zal in het vervolg steeds facturen onder de verleggingsregeling voor werk in onroerende staat moeten uitreiken van zodra dat zijn afnemer beschikt over een geldig btw-identificatienummer voor de indiening van periodieke btw-aangiften in België. Dit geldt eveneens wanneer de afnemer een buiten België gevestigde belastingplichtige is, en dit ongeacht of hij in België geregistreerd is voor btw-doeleinden met erkenning van een aansprakelijk vertegenwoordiger, dan wel via een directe registratie.

Een afnemer die niet gehouden is om periodieke btw-aangiften in te dienen in België, maar toch over een Belgisch btw-identificatienummer beschikt, moet de dienstverrichter die werk in onroerende staat ten aanzien van hem verricht ervan in kennis stellen dat hij niet onder het toepassingsgebied van de verleggingsregeling valt. Dienstverrichters die een factuur uitreiken met toepassing van de verleggingsregeling voor werk in onroerende staat moeten een specifieke vermelding opnemen om de afnemer te informeren over diens persoonlijke aansprakelijkheid voor de betaling van de btw, boeten en interesten indien de verleggingsregeling verkeerdelijk wordt toegepast. Behoudens samenspanning tussen de partijen, is de dienstverrichter alzo ontslagen van zijn aansprakelijkheid.

Korte vooruitblik

De hierboven genoemde wijzigingen zijn van dien aard dat zij alle btw-belastingplichtigen in België impacteren, maar het stopt hier helaas niet bij. Vanaf 2024 zullen er mogelijks belangrijke wijzigingen worden doorgevoerd aan de btw-rapporteringsprocessen met als doel de btw-ketting te optimaliseren, te digitaliseren en om sneller gevallen van fraude te kunnen detecteren. De administratie zal onder meer een ‘vervangende’ btw-aangifte, met een verschuldigd btw-bedrag kunnen toezenden naar een belastingplichtige wanneer die zijn aangifteverplichtingen niet nakomt, de maandelijkse btw-teruggaaf en de btw-rekening-courant zal worden hervormd – maar daarover later meer!