Onder het motto “een nieuw jaar, een nieuw wetboek” volgde eerder dit jaar de goedkeuring van boek 5 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. Dit boek heeft betrekking op verbintenissen en treedt in werking op 1 januari 2023. Het zal van toepassing zijn op overeenkomsten die gesloten worden vanaf die datum. Overeenkomsten die voor 1 januari 2023 gesloten zijn, blijven in principe ook na deze datum aan het oude Burgerlijk Wetboek onderworpen.

We zetten kort enkele van de voornaamste wijzigingen uiteen.

Waarom was deze vernieuwing nodig?

Het oude Burgerlijk Wetboek dateert van 1804 en was niet meer (volledig) aangepast aan de 21e eeuw. Bepaalde vaststaande rechtspraak wordt nu uitdrukkelijk in het nieuwe wetboek opgenomen.

Daarnaast wilde de wetgever een evenwicht zoeken tussen de wilsautonomie van partijen, de belangen van de zwakkere partij en het algemeen belang.

In bepaalde omstandigheden zal de wil van de partijen dus verder aan belang winnen, terwijl anderzijds de rechter toegang krijgt tot nieuwe ‘tools’ om bij betwistingen het (vermeend) contractueel onevenwicht te herstellen.

Algemene voorwaarden en de “knock-out rule”

Een eerste interessante nieuwigheid stelt zich bij het gebruik van algemene voorwaarden. Als partijen met elkaar wensen te contracteren en ze daarbij elk hun eigen algemene voorwaarden naar voren schuiven, kan zich de vraag stellen welke set algemene voorwaarden nu van toepassing is (zeker als beide sets tegenstrijdige bepalingen bevatten).

De nieuwe zogenaamde ‘knock-out rule’ stelt dat er in zulk geval weliswaar een overeenkomst tot stand komt, maar dat alle onverenigbare bepalingen uit de algemene voorwaarden van beide partijen elkaar opheffen. De onverenigbare bedingen worden dus simpelweg geweerd uit de overeenkomst, wat tot de nodige rechtsonzekerheid kan leiden.

Een uitzondering op deze regel vindt plaats als een partij op voorhand, of kort na de aanvaarding duidelijk en uitdrukkelijk te kennen geeft dat ze niet gebonden wil worden door de overeenkomst, in welk geval de overeenkomst niet tot stand komt.

Een doordachter gebruik van algemene voorwaarden zal dus in de praktijk noodzakelijk zijn om zulke onzekerheid te vermijden.

Onrechtmatige bedingen?

Verder wordt (zoals dit reeds het geval is in B2C- en in B2B-context) nu ook voor C2C (“consumer to consumer”) een uitdrukkelijke regeling over zogenaamde “onrechtmatige bedingen” opgenomen.

Dit houdt in dat elk beding in een overeenkomst dat een zogenaamd “kennelijk onevenwicht” creëert tussen partijen, onrechtmatig – en dus voor niet geschreven – wordt gehouden, waardoor partijen er niet door zijn gebonden.

Overmacht en imprevisie

Hoewel de rechtspraak zich altijd weerspannig opstelde, wordt ook de zogenaamde “imprevisieleer” nu toch geïntroduceerd in het nieuwe wetboek.

Het principe van “overmacht” werd al eerder aanvaard, met name: wanneer de uitvoering van een verbintenis onmogelijk is geworden door omstandigheden die vreemd zijn aan de wil van de partijen. De imprevisieleer is een gelijkaardige rechtsfiguur die situaties viseert waar de uitvoering van de overeenkomst niet onmogelijk, maar “onredelijk zwaar” geworden is door onvoorzienbare en niet aan een partij toerekenbare omstandigheden (bijvoorbeeld door onvoorzienbare prijsstijgingen van grondstoffen, etc.)

Deze nieuwe bepaling stelt dat de schuldenaar van een verbintenis in zulke situaties de schuldeiser kan verzoeken tot heronderhandeling van de overeenkomst met het oog op de aanpassing of de beëindiging ervan. Als die heronderhandelingen mislukken binnen een redelijke termijn, kan de rechter op verzoek van één van de partijen de overeenkomst aanpassen aan de wijziging in omstandigheden of kan hij overgaan tot de geheel of gedeeltelijke beëindiging van de overeenkomst.

“Anticipatory breach”

Tenslotte kan ook nog de zogenaamde ‘anticipatory breach’ aangehaald worden. Zoals de term doet vermoeden gaat het hier over het ‘anticipatief’ instellen van sancties door een schuldeiser wanneer deze de niet-nakoming van de overeenkomst door zijn schuldenaar vreest.

De schuldeiser heeft nu de mogelijkheid om de nakoming van zijn verbintenis op te schorten wanneer duidelijk wordt dat de schuldenaar zijn verbintenis niet zal (kunnen) uitvoeren op het einde van de uitvoeringstermijn en dat bovendien de gevolgen van deze niet-uitvoering voldoende ernstig zijn voor de schuldeiser.

Bovendien kan de schuldeiser in uitzonderlijke omstandigheden de overeenkomst zelfs ontbinden wanneer het duidelijk is dat de schuldenaar, na te zijn aangemaand om binnen een redelijke termijn voldoende waarborgen te bieden, zijn verbintenissen niet zal nakomen (met opnieuw als gevolg voldoende ernstige gevolgen voor de schuldeiser).

Beide mogelijkheden hebben een verregaande impact en dienen dus omzichtig gebruikt te worden (zeker omdat een rechtbank mogelijks later kan toetsen of wel voldaan was aan de voorwaarden om hiervan gebruik te maken).

Conclusie

Het nieuwe verbintenissenrecht heeft een zeer breed toepassingsgebied en is van toepassing zowel op B2B-, B2C- en C2C-overeenkomsten. Het biedt ondernemingen een aantal nieuwe mogelijkheden bij het sluiten en uitvoeren van overeenkomsten. Anderzijds bevat het een aantal nieuwe bepalingen (onder meer rond het gebruik van algemene voorwaarden) die uw aandacht vereisen.

Meer weten? Neem contact op uw met uw vaste aanspreekpunt bij KPMG.