Wij brengen graag even onder uw aandacht dat er met de wet van 21 januari 2022 houdende diverse fiscale bepalingen enkele wijzigingen werden doorgevoerd in verband met de ficheverplichtingen. Die wijzigingen kunnen een belangrijke impact hebben op de administratieve verwerking van uw fiches 281.50 en 281.45.

Basisprincipes

281.50

De betalers van commissies, erelonen, makelaarslonen, handels- of andere restorno’s, vacatiegelden, gratificaties, (management)vergoedingen of voordelen van alle aard die voor de verkrijgers belastbare beroepsinkomsten uitmaken, moeten deze vergoedingen vermelden op een fiche 281.50. Opmerkelijk in dit verhaal is dat hoewel een vzw strikt genomen geen ‘beroepsinkomen’ heeft, die verplichting volgens de minister van Financiën ook geldt voor betalingen aan vzw’s (parlementaire vraag 91 van 10 november 2003 van dhr. Y. Leterme).

Het niet opmaken van de fiche heeft tot gevolg dat de gemaakte kosten voor de aan de vennootschapsbelasting onderworpen entiteiten niet aftrekbaar zijn. Daarenboven riskeren ze een aanslag geheime commissielonen. Voor entiteiten die zijn onderworpen aan de rechtspersonenbelasting bestaat het mechanisme van kostenaftrek niet, maar ook hier bestaat het risico om onderworpen te worden aan de aanslag geheime commissielonen. Verder behoren boetes ook tot de mogelijke sancties bij een niet-correcte naleving van de ficheplicht.

Op de ficheverplichting 281.50 bestonden reeds enkele uitzonderingen. Zo is het niet verplicht een fiche op te maken in volgende gevallen:

  • Wanneer de begunstigde is onderworpen aan de boekhoudkundige verplichtingen zoals opgenomen in het Wetboek van Economisch Recht (zgn. ‘Belgische boekhoudverplichtingen’) én een factuur conform de btw-wetgeving uitreikt;
  • Wanneer het gaat om ten laste genomen of betaalde bedragen, of verleende voordelen onder de 125,00 EUR per genieter per kalenderjaar (administratieve tolerantie);
  • Wanneer het gaat om restorno’s en handelskortingen die rechtstreeks in mindering worden gebracht op de originele factuur en zo in de boekhouding worden geboekt;
  • Wanneer er bij betalingen aan niet-inwoners reeds een fiche 281.30 (voor als baten kwalificerende inkomsten) werd opgesteld;
  • Wanneer het gaat om als baten aan te merken inkomsten uit auteursrechten, naburige rechten en wettelijke en verplichte licenties (= fiche 281.45) en wanneer het gaat om winst en baten uit diensten verleend in het kader van de deeleconomie (= fiche 281.29).

Het toepassingsgebied van enkele uitzonderingsgevallen werd door de wetswijziging van 21 januari 2022 uitgebreid (zie hierna).

De fiches 281.50 moeten vóór 30 juni van het aanslagjaar ingediend worden voor betalingen gedaan tijdens het inkomstenjaar (= het voorgaande kalenderjaar). 

281.45

De fiche 281.45 geeft de ontvangen inkomsten weer uit auteurs- en naburige rechten en wettelijke en verplichte licenties. Deze fiche wordt opgemaakt door de ontvanger van de rechten en uitgereikt aan de persoon die de vergoeding verkrijgt voor het beschikbaar stellen aan derden van zijn auteursrechtelijke beschermde werk.

Tot voor kort bestond er geen verplichting voor het opmaken van deze fiche voor inkomsten die een roerend inkomen uitmaakten. De fiscus leek over voldoende gegevens te beschikken via de aangifte in de roerende voorheffing. Dit louter facultatief karakter is met de wet van 21 januari 2022 gewijzigd.

Gevolgen wetswijziging van 21 januari 2022

281.50

Voor de fiche 281.50 voerde de wet van 21 januari 2022 wijzigingen door aan twee van bovengenoemde uitzonderingsgevallen.

Een eerste wijziging anticipeert op een uitspraak van het Hof van Justitie van 22 februari 2022 die de uitzonderingsregeling met betrekking tot ‘de begunstigde die onderworpen is aan de Belgische boekhoudverplichting’ strijdig verklaarde met de Europese regels inzake het vrij verkeer dan diensten.

Zo wordt de verplichting tot het opmaken van een fiche 281.50 ook afgeschaft voor betalingen voor leveringen of diensten uit het buitenland, meer bepaald van binnen de Europese Economische Ruimte (‘EER’= EU, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein) wanneer voor die handelingen, op basis van een wettelijke of reglementaire verplichting, een ‘factuur of een document in de plaats daarvan’, werd opgesteld. Met een ‘factuur of een document in plaats daarvan’, bedoelt men, naast een factuur overeenkomstig de btw-reglementering, eveneens een creditnota of een vereenvoudigde factuur (conform artikel 13 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992), alsook het bijzonder stuk in de zin van artikel 53, § 3, van het btw-wetboek.

Deze wijziging houdt dus een verruiming in van het toepassingsgebied van de uitzondering die reeds in België bestond. Ook voor vergoedingen aan buitenlandse dienstverleners (of leveranciers) binnen de EER zal men zich in de toekomst dus veel vaker kunnen beroepen op deze uitzondering en niet langer automatisch moeten uitgaan van de verplichting tot het opstellen van een fiche 281.50.

Deze wijziging treedt in werking voor de vanaf 1 januari 2021 gedane betalingen en geldt dus reeds voor de fiches 281.50 die dit jaar (vóór 30 juni 2022; uiterlijk 29 juni 2022) moeten worden ingediend.

Het tweede uitzonderingsgeval dat werd gewijzigd, is de administratieve tolerantie waarbij de ten laste genomen of betaalde bedragen, of verleende voordelen onder de 125,00 EUR per genieter per kalenderjaar geen fiche vereisten. Dit plafond is nu wettelijk verankerd, waarbij het aan de Koning wordt overgelaten om het drempelbedrag te bepalen in een koninklijk besluit. Het bedrag kan op maximum 1.000,00 EUR liggen.

Op vandaag is er nog geen initiatief bekend waarbij het bedrag nu effectief bij koninklijk besluit is vastgelegd. De administratieve tolerantie van 125,00 is dus nog steeds van kracht.

Aan de andere hierboven aangehaalde uitzonderingen werd niet gesleuteld. Deze blijven aldus onverkort van kracht. 

281.45

Vanaf 1 januari 2022 moeten de inkomsten uit auteurs- en naburige rechten, evenals wettelijke en verplichte licenties, ongeachte hun kwalificatie, op een fiche 281.45 en de samenvattende opgave 325.45 verantwoord worden.

Met deze wijziging beoogt de wetgever een grotere efficiëntie bij de controle van de aangegeven inkomsten en bij de inning van de belasting.

Wie de fiche niet opmaakt, riskeert dezelfde gevolgen als bij de fiche 281.50, namelijk de niet-aftrekbaarheid als beroepskost, een aanslag geheime commissielonen en een boete.

Deze wijziging treedt in werking voor de vanaf 1 januari 2021 gedane betalingen en geldt dus reeds voor de fiches 281.45 die dit jaar (vóór 30 april 2022; uiterlijk 29 april 2022) moeten worden ingediend.

 

Auteurs: Ilke Vandenbroeck Director & Manon Pollet, Jr. Associate