Betere bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties

Een nieuwe wet van 14 augustus 2021 verstrengt de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties, i.e. transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties.

Bij handelstransacties geldt een gemeenrechtelijke betalingstermijn van 30 kalenderdagen na ontvangst van de factuur (of na ontvangst van de goederen of diensten ingeval de factuur voor levering wordt gestuurd), maar deze kan conventioneel worden verlengd. Ten gevolge van hogergenoemde nieuwe wet mag de conventionele betalingstermijn in handelstransacties echter nooit meer dan 60 kalenderdagen bedragen. Voor bepaalde sectoren kan bij Koninklijk Besluit wel nog een langere betalingstermijn worden toegestaan.

Krachtens de huidige wet kan deze betalingstermijn kunstmatig worden gerekt door in een procedure voor aanvaarding of controle te voorzien, ter verificatie van de conformiteit van de goederen of diensten. In dat geval geldt de termijn van 30 kalenderdagen pas vanaf de aanvaarding of controle van de conformiteit van de goederen of diensten met de overeenkomst en kon men dus de betaling uitstellen door deze controle niet onmiddellijk te laten plaatsvinden. Deze verificatietermijn maakt in het kader van de nieuwe wet integraal deel uit van de betalingstermijn waardoor dit achterpoortje wordt gesloten.

De wetswijziging voorziet bovendien uitdrukkelijk dat de ontvangstdatum van de factuur niet langer contractueel mag worden vastgesteld. De betalingstermijn begint te lopen vanaf de ontvangst van de factuur waardoor enkel en alleen de feitelijke datum van ontvangst nog telt.

Tot slot maakt de nieuwe wet het respect voor de betalingstermijnen beter afdwingbaar. Bij een laattijdige betaling wordt het onbetaald bedrag van rechtswege (zonder dat u een ingebrekestelling moet sturen) verhoogd met verwijlinteresten en een forfaitaire vergoeding van 40 euro voor de invorderingskosten van de onbetaalde schuldeiser.

De nieuwe wet werd op 30 augustus 2021 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en treedt in werking op 1 februari 2022.

Wijzigingen aan de consumentenwetgeving ten gevolge van de Omnibusrichtlijn

De Richtlijn (EU) 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 wat betreft betere handhaving en modernisering van de regels voor consumentenbescherming in de Unie (de “Omnibusrichtlijn”) wijzigt het Belgisch consumentenrecht aanzienlijk. Zo worden de richtlijnen met betrekking tot prijsaanduiding en oneerlijke bedingen aangepast. Ook de richtlijnen inzake oneerlijke handelspraktijken en consumentenrechten worden aangepast aan de nieuwe realiteit van de online marktplaatsen en de digitale diensten. De omnibusrichtlijn voert ook een nieuw sanctieregime voor overtredingen op de regels van de voornoemde richtlijnen.

Sanctieregime

De lidstaten moeten de sancties vastleggen die van toepassing zijn op schendingen van de voormelde richtlijnen en dienen alle nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.  De lidstaten moeten ervoor zorgen dat bij het opleggen van de sancties waar mogelijk rekening wordt gehouden met:

  • De aard, de ernst, de omvang en de duur van de inbreuk;
  • De door de onderneming genomen maatregelen om de door de consumenten geleden schade te beperken of te verhelpen;
  • Eerdere inbreuken van de onderneming;
  • De door de onderneming als gevolg van de inbreuk behaalde financiële voordelen of vermeden verliezen, als daarover relevante informatie beschikbaar is;
  • Sancties die in andere lidstaten aan de onderneming zijn opgelegd voor dezelfde inbreuk, wanneer informatie over dergelijke sancties beschikbaar is;
  • Alle andere verzwarende of verzachtende factoren die van toepassing zijn op de omstandigheden van de zaak.

De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat indien een onderneming een wijdverbreide inbreuk (i.e. elke handeling of omissie die in strijd is met consumentenrecht en die schade veroorzaakt aan de collectieve belangen van consumenten en zich gelijktijdig voordoet in minstens drie lidstaten) begaat op de nieuwe regels in de Omnibusrichtlijn, sancties in de vorm van een geldboete kunnen worden opgelegd waarbij het maximumbedrag van deze geldboete ten minste 4 % van de jaaromzet van de onderneming in de betrokken lidstaat of lidstaten of, indien er geen informatie beschikbaar is over de jaaromzet van de onderneming, ten minste 2 miljoen EUR bedraagt. Hiervoor geldt een uitzondering op de nieuwe regels inzake prijsaanduiding. Voor die regels geldt het nieuw sanctieregime zonder dat de lidstaten verplicht worden om voor wijdverbreide inbreuken te voorzien in sancties in de vorm van een geldboete waarbij het maximumbedrag van deze geldboete ten minste 4 % van de jaaromzet van de onderneming of ten minste 2 miljoen EUR bedraagt.

Prijsaanduiding

Bij aankondigingen van prijsverminderingen zal een onderneming steeds dienen te werken met een referentieprijs, met name de “vorige prijs”. De vorige prijs is de laagste prijs die door de onderneming is toegepast gedurende een periode die minimaal dertig dagen bedraagt, voorafgaand aan de toepassing van de prijsvermindering.

De lidstaten kunnen andere regels vaststellen voor goederen die snel bederven of een beperkte houdbaarheid hebben en kunnen ook een kortere periode vaststellen als een product minder dan 30 dagen op de markt is.

De lidstaten mogen bovendien bepalen dat, wanneer de prijsvermindering progressief wordt verhoogd, de vorige prijs de prijs is die geldig was alvorens de progressieve kortingen werden toegekend. Stel bijvoorbeeld dat een onderneming een goed te koop aanbiedt voor 100 EUR voorafgaandelijk aan de soldenperiode en de onderneming tijdens de eerste week van de soldenperiode een korting van 30% aankondigt (en dus een prijs van 70 EUR hanteert). Als de onderneming het goed in de tweede week van de soldenperiode wenst te verkopen aan 50 EUR, mag de onderneming volgens de nieuwe regels, in principe geen prijsvermindering van 50% aankondigen. De prijsverminderingsaankondiging in de tweede week van de soldenperiode mag volgens de nieuwe regels maar 29% bedragen (i.e. 1-(50EUR/70EUR)), aangezien de “vorige prijs”, niet 100 maar 70 EUR bedraagt. De lidstaten kunnen voor deze progressief verhoogde prijsverminderingen wel afwijken van deze nieuwe regel. De toekomst zal uitwijzen of de Belgische wetgever dit ook doet.

Het doel van deze nieuwe regels is het beschermen van de consument tegen misleidende aankondigingen van prijsverminderingen die gebruik maken van een artificiële referentieprijs. De Europese Commissie stelde immers vast dat sommige ondernemingen prijsverminderingen aankondigen op basis van een referentieprijs die niet of niet lang werd toegepast. 

Oneerlijke handelspraktijken

De Omnibusrichtlijn voegt een nieuwe misleidende handelspraktijk toe, met name het in een bepaalde lidstaat voorstellen van een goed - waarvan de samenstelling en/of de kenmerken anders zijn - als zijnde identiek aan een goed dat in andere lidstaten, op de markt is (de zogenaamde “dual quality”), tenzij dit gerechtvaardigd is op grond van legitieme en objectieve factoren.

Bovendien worden enkele bijkomende handelspraktijken opgenomen in de lijst van oneerlijke handelspraktijken die vooral gebaseerd zijn op de online verkoop van producten. De volgende handelspraktijken zijn oneerlijk:

  • Het verschaffen van zoekresultaten in reactie op een online zoekopdracht van een consument zonder duidelijk te onthullen dat het een betaalde reclame betreft of er een betaling is gedaan die specifiek was bedoeld om een hogere rangschikking voor producten te verkrijgen;
  • Beweren dat beoordelingen van producten zijn ingediend door consumenten die het product daadwerkelijk hebben gebruikt of aangekocht, zonder redelijke en proportionele stappen te nemen om na te gaan of deze beoordelingen afkomstig zijn van dergelijke consumenten;
  • Het plaatsen of een andere rechts- of natuurlijke persoon de opdracht geven tot het plaatsen van valse beoordelingen of aanbevelingen van consumenten of het op misleidende wijze voorstellen van consumentenbeoordelingen of aanbevelingen op sociale media, teneinde producten te promoten.

Herroepingsrecht

De lidstaten krijgen de mogelijkheid om de herroepingstermijn van veertien dagen naar dertig dagen te verlengen voor overeenkomsten die worden gesloten in het kader van ongevraagde bezoeken door een onderneming bij de consument thuis (de zogenaamde “door-to-door sales”) of van excursies die worden georganiseerd door een onderneming met als doel of gevolg producten te promoten bij of te verkopen aan consumenten.

Digitale inhoud

Digitale inhoud en digitale diensten worden dikwijls online verstrekt in het kader van overeenkomsten op grond waarvan de consument geen prijs betaalt, maar aan de onderneming persoonsgegevens verstrekt. De regels omtrent overeenkomsten waarbij de onderneming digitale inhoud verstrekt aan de consument zoals vervat in de richtlijn consumentenrechten is niet van toepassing op overeenkomsten voor digitale diensten op grond waarvan de consument de handelaar persoonsgegevens verstrekt zonder een prijs te betalen. Dit wordt door de Omnibusrichtlijn aangepast waardoor het toepassingsgebied van de richtlijn consumentenrechten wordt uitgebreid. Ook worden de regels inzake het herroepingsrecht bij de levering van digitale inhoud in de Omnibusrichtlijn verankerd.

Onlinemarktplaatsen

De Omnibusrichtlijn definieert een onlinemarktplaats als een dienst die gebruik maakt van software, waaronder een website, een deel van een website of een door of namens een onderneming beheerde applicatie, en die consumenten in staat stelt op afstand overeenkomsten te sluiten met andere ondernemingen of consumenten (bijvoorbeeld Amazon, eBay, …).

De Omnibusrichtlijn verankert ook de consumentrechtelijke verplichtingen van deze onlinemarktplaatsen. Dit gaat vooral over het informeren van de consument. Zo moeten onlinemarktplaatsen de consument informeren omtrent de identiteit van de verkopers bij wie de consumenten via hun platform producten kunnen aankopen en meer specifiek of deze verkopers ondernemingen dan wel consumenten zijn. Als de verkoper een andere consument is, moet de onlinemarktplaats de consument-koper er bovendien op wijzen dat de consumentenbescherming niet geldt. Onlinemarktplaatsen moeten de consument eveneens inlichten indien er betaald werd om een bepaald product een hogere rangschikking te geven dan een ander product.

Uiteraard gelden de nieuwe oneerlijke handelspraktijken eveneens voor deze onlinemarktplaatsen.

Inwerkingtreding

Deze richtlijn moest voor 28 november 2021 worden omgezet in het Belgisch recht. Ondernemingen zullen de nieuwe bepalingen zelf pas moeten toepassen vanaf 28 mei 2022.

Op 10 november 2021 heeft de ministerraad zijn goedkeuring gegeven over een voorontwerp tot omzetting van de Europese Omnibusrichtlijn in het Wetboek van economisch recht. Het voorontwerp is voor advies naar de Raad van State gezonden. De omnibusrichtlijn laat op een aantal vlakken ruimte aan de lidstaten om bepaalde zaken te regelen. Daarom is het uitkijken naar de precieze omzetting van deze richtlijn in het Wetboek Economisch recht.

 

Auteurs: Arthur Lahousse, Sr. Counsel, Ruben Van Hirtum, Jr. Associate en Boudewijn Degroote Jr. Associate.