Het einde van 2021 is alweer in zicht. Na de economische storm van 2020, lijkt de rust – althans op economisch vlak – even iets meer te zijn teruggekeerd. Toch blijven de gevolgen van deze crisis nog steeds voelbaar tot op de dag van vandaag. Ook op fiscaal vlak blijven het turbulente tijden. Een goed doordacht fiscaal beleid is in deze tijden nog belangrijker dan anders. Het is dan ook raadzaam om tijdig aandacht te besteden aan enkele eindejaarsverrichtingen. Graag lichten wij enkele aandachtspunten toe die hierbij van pas kunnen komen.
Gaten worden gedicht in het VVPRbis-regime
Het huidig VVPRbis-regime stelt dat dividenden van KMO-vennootschappen[1] die voortkomen uit nieuwe aandelen op naam uitgegeven naar aanleiding van een volledige volstortte inbreng in geld gedaan vanaf 1 juli 2013, onder bepaalde voorwaarden, een verlaagd tarief in de roerende voorheffing kunnen genieten. Dit tarief bedraagt 20% voor dividenden toegekend uit de winstverdeling van het tweede boekjaar na dat van de inbreng en 15% voor dividenden toegekend uit de winstverdeling van het derde en volgende boekjaar na dat van de inbreng. Bovendien komen de dividenden die voortkomen uit preferente aandelen niet in aanmerking voor de verlaagde roerende voorheffing.
In een recent door de Ministerraad goedgekeurd voorontwerp van wet tracht de wetgever verschillende wijzigingen door te voeren aan het huidige VVPRbis-regime om een aantal ‘achterpoortjes’ in de wetgeving te sluiten. Lees meer hierover in ons eerder artikel over de wetswijziging aan het VVBRbis-regime. Denk er dus zeker aan, als de andere voorwaarden om te kunnen genieten van het VVPRbis-regime voldaan zijn, om tijdig uw aandelen te volstorten om onnodige verrassingen te vermijden. Bij voorkeur wordt het nodige gedaan voor het jaareinde, aangezien het nieuwe voorontwerp van wet momenteel voorziet in een inwerkingtreding vanaf 1 januari 2022.
Gunsttarief mobilisatie bepaalde vrijgestelde reserves
Wij hebben u vorig jaar (fiscale aandachtspunten jaareinde 2020) reeds meegegeven dat u bepaalde vrijgestelde reserves kan mobiliseren aan een gunsttarief. Dit jaar krijgt u een tweede en laatste kans. Ter opfrissing: normaal wordt de mobilisatie van belastingvrije reserves belast aan het normale vennootschapsbelastingtarief, maar voor aanslagjaar 2021 en 2022 geldt een tarief van 15%, of zelfs 10% wanneer de vennootschap de reserves aanwendt voor investeringen in afschrijfbare materiële of immateriële activa.
Het gunstregime is van toepassing op welbepaalde vrijgestelde reserves, waarvan de vrijgestelde reserve verbonden aan de 120% kostenaftrek en de investeringsreserve de voornaamste zijn. Bovendien dienen dergelijke vrijgestelde reserves verbonden te zijn aan een belastbaar tijdperk dat afsluit vóór 1 januari 2017.[2]
Voor vennootschappen die hun boekhouding per kalenderjaar voeren en voor wie het jaareinde van boekjaar 2021 stilaan in zicht is, lijkt het ons nuttig na te gaan in welke mate zij nog gebruik willen maken van dit gunstig regime.
Aanleg van de wederopbouwreserve
Het regime van de wederopbouwreserve werd door de wetgever ingevoerd om vennootschappen getroffen door de coronacrisis een hart onder de riem te steken en het door de pandemie toegetakelde eigen vermogen van deze vennootschappen op een fiscaal voordelige manier te laten herstellen.
De wederopbouwreserve laat vennootschappen toe de winsten die zijn behaald in aanslagjaren 2022, 2023 en 2024 geheel of gedeeltelijk fiscaal vrij te stellen. De mate waarin deze winsten vrijgesteld kunnen worden, hangt af van het boekhoudkundige verlies op afsluitdatum van boekjaar 2020 (met een absoluut maximum van 20 mio EUR).
Daarnaast dienen er ook nog andere voorwaarden met betrekking tot het eigen vermogen en de tewerkstelling vervuld te zijn, vooraleer van dit regime effectief kan worden genoten (een meer uitgebreide analyse van de voorwaarden vindt u in dit artikel over de wederopbouwreserve).
Voor vennootschappen die hun boekhouding per kalenderjaar voeren is huidig boekjaar 2021 (i.e. aanslagjaar 2022) het eerste boekjaar waarin een dergelijke reserve kan worden aangelegd. Vanuit praktische overwegingen is het aan te raden reeds voor de deadline van de voorafbetalingen voor het vierde kwartaal (i.e. 20 december 2021) over een accuraat beeld te beschikken van de belastbare gereserveerde winst van het boekjaar en de mate waarin men een wederopbouwreserve wil of kan aanleggen. Immers leidt de aanleg van de wederopbouwreserve tot een daling van de belastbare gereserveerde winst in de belastingaangifte en beïnvloedt deze bijgevolg de te verrichten voorafbetalingen.
Het gras is groener in de Belgische autofiscaliteit
In het kader van de vergroening van het Belgische wagenpark heeft de regering ook dit kalenderjaar opnieuw nieuwe maatregelen ingevoerd die de vergroening van de mobiliteit moet stuwen. Zo werd op 10 november 2021 het Wetsontwerp houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit aangenomen. Zo worden fiscale stimuli gekoppeld aan het installeren van laadpalen voor elektrische voertuigen. Lees hier meer over in ons artikel over de autofiscaliteit.
In de eerste plaats wordt voorzien in een volledig aftrekbare beroepskost voor kosten met betrekking tot laadstations voor elektrische wagens. Daarnaast voorziet de wetgever ook in een verhoogd afschrijvingspercentage voor ondernemingen die in de periode van 1 september 2021 tot en met 31 augustus 2024 investeren in laadpalen (i.e. 200% voor investeringen tot en met 31 december 2022 en 150% voor investeringen tussen 1 januari 2023 tot en met 31 augustus 2024).
Tenslotte kunnen particulieren die in laadpalen investeren ook genieten van een fiscaal gunstregime. Zo kunnen zij genieten van een eenmalige belastingvermindering op de aankoop van een laadstation. De belastingvermindering bedraagt 45% voor een aankoop tussen 1 september 2021 en 31 december 2022. Dit percentage zal echter geleidelijk over de jaren afnemen. Bovendien is de belastingvermindering ook begrensd door een maximumbedrag per laadpaal, per belastingplichtige.
De investeringsaftrek
De investeringsaftrek is sinds jaar en dag één van de meest gesmaakte fiscale gunstmaatregelen voor Belgische KMO’s. De gunstmaatregel stelt dat vennootschappen die investeren in (im)materiële vaste activa, die in nieuwe staat werden verkregen of tot stand gebracht, kunnen genieten van een bijkomende extracomptabele aftrek, naast de normale afschrijving van het nieuw geïnvesteerde actief.
Het bedrag van de aftrek neemt de vorm aan van een percentage van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de nieuw verkregen activa. De investeringsaftrek kent hierbij bovendien vele vormen, bijvoorbeeld de opsplitsing in de ‘gewone’ investeringsaftrek (voor kleine vennootschappen) en de ‘verhoogde’ investeringsaftrek (voor zowel kleine als grote vennootschappen). In beperkte gevallen is ook een gespreide investeringsaftrek mogelijk.
Naar aanleiding van de coronacrisis werd de ‘gewone’ investeringsaftrek tijdelijk verhoogd naar 25% (i.p.v. 8%) voor investeringen in de periode van 12/03/2020 tot 31/12/2022. Bovendien heeft de wetgever de mate waarin niet aangewende investeringsaftrek kan worden overgedragen, tijdelijk uitgebreid naar de twee volgende belastbare tijdperken (i.p.v. de overdracht naar slechts het volgend belastbaar tijdperk).
De ‘verhoogde’ investeringsaftrek kan daarentegen genoten worden door zowel kleine als grote vennootschappen.[3] Belangrijk is echter dat zij slechts speelt bij welbepaalde specifieke investeringen. Het percentage van deze verhoogde investeringsaftrek zal dan ook afhankelijk zijn van welke investering exact is doorgevoerd. Veelal zal het percentage van de aftrek bekomen worden door een basispercentage (i.e. voor aanslagjaar 2022 is dit 3,5%), afhankelijk van de jaarlijkse evolutie van de index van consumptieprijzen, te verhogen met hetzij 10%, hetzij 17%. In tegenstelling tot de ‘gewone’ investeringsaftrek is de niet aangewende ‘verhoogde’ investeringsaftrek wel onbeperkt overdraagbaar.
Voor zowel de ‘gewone’ als de ‘verhoogde’ investeringsaftrek dienen welbepaalde formaliteiten voldaan te zijn. Voor meer informatie omtrent deze formaliteiten, verwijzen wij graag naar ons eerder artikel over de investeringsaftrek.
Conclusie
Een goede - en vooral - tijdige toepassing van bovenstaande maatregelen kan zonder meer fiscaal interessant zijn. Het is dan ook raadzaam uw adviseur tijdig te raadplegen. Uiteraard kijken wij graag mee naar de mogelijkheden die voorgaande zaken u al dan niet kunnen bieden.
Auteurs: Ilke Vandenbroeck, Director Tax, Legal & Accountancy, Laurens Palmans, Tax Advisers en Laurens De Keersmaecker, Tax Adviser.
- Vennootschappen die willen genieten van het VVPRbis-regime dienen in het aanslagjaar verbonden aan het belastbaar tijdperk waarin de inbreng wordt gedaan te kwalificeren als kleine vennootschap in de zin van artikel 1:24, §1-6 WVV. Het is niet vereist dat de vennootschap klein moet zijn op het moment van dividenduitkering.
- Merk op dat belastbare opnemingen van deze vrijgestelde reserves verbonden aan een belastbaar tijdperk na 1 januari 2017 dus niet kunnen genieten van het verlaagd tarief.
- Let wel: er zijn een aantal specifieke investeringen waarvoor slechts kleine vennootschappen (in de zin van art. 1:24, §1-6 WVV) in aanmerking komen.