België versus Frankrijk - Verschil in fiscale regels voor innoverende bedrijven
België versus Frankrijk
Bedrijven zijn het aan zichzelf verplicht om te innoveren. Maar innovatie gaat ook hand in hand met enkele fiscale voordelen. België hanteert hieromtrent echter een andere aanpak dan Frankrijk. Andres Delanoy (KPMG België) en Julien Meunier (KPMG Frankrijk) geven tekst en uitleg.
Hoe verschillend zijn de fiscale regels in België en Frankrijk voor bedrijven die innoveren?
Andres Delanoy: Elk land heeft, ondanks het ééngemaakte Europa, zijn eigen aanpak. In het algemeen kan je zeggen dat het Belgische fiscale stelsel aantrekkelijker is voor bedrijven die reeds in de commercialisatie-fase zitten van hun innoverende producten of diensten en waarvoor patenten werden verkregen. De inkomsten uit deze patenten zijn namelijk voor 80% aftrekbaar in de vennootschapsbelasting en zo komen we in België toch aan een effectieve belastingvoet van 6,8% op dergelijke inkomsten. Uiteraard moeten de O&O-activiteiten (Onderzoek en Ontwikkeling) effectief aan de basis liggen. Een nieuwe wet die dit jaar in voege treedt, zal daar nog strenger op toezien. Het hoeft daarom allicht niet te verwonderen dat het aantal octrooiaanvragen in België sterk stijgt, en dat over alle sectoren heen.
Julien Meunier: De Franse fiscus beschikt eerder over een reeks maatregelen die vooral voordelig zijn voor jonge innoverende bedrijven en startups. Een van de belangrijkste doelstellingen is om de kosten van de onderzoeksfase te verlagen door het toekennen van een belastingkrediet. De Franse fiscus bekijkt hiervoor veel meer de effectieve uitgaven, en houdt daarbij geen rekening met het uiteindelijke commerciële of technische succes. Uiteraard dienen wel de verkregen subsidies en steunmaatregelen in aftrek te worden gebracht. Om een concreet voorbeeld te geven: als er 100.000 euro geïnvesteerd wordt in innovatie, kan men een belastingkrediet verkrijgen van 30% of 30.000 euro.
Daarbij is het mogelijk dat de effectieve terugbetaling van het fiscaal voordeel groter is dan de verschuldigde belasting. Goed om weten: het totale budget voor innovatie (dat in dit voorbeeld 100.000 euro bedraagt) omvat ook de loonlast en de sociale lasten van de medewerkers die met O&O bezig zijn (verhoogd met 50% voor de functionele kosten), alsook alle denkbare uitgaven die verband houden met de innovatie, zoals het volgen van seminaries of beurzen, kosten voor het neerleggen en verdedigen van octrooien of facturen van openbare of privaat erkende competentiecentra.
Andres Delanoy: De Belgische wetgeving heeft natuurlijk ook nog diverse andere maatregelen die innovatie stimuleren. Denk maar aan de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing ter hoogte van 80% voor de werknemers die belast worden met het onderzoek of de investeringsaftrek die nog verder zal worden uitgebreid voor hoogtechnologische producten. Algemeen kunnen we wel stellen dat de fiscale drijfveren voor startups minder ver gaan dan in Frankrijk.
De Franse wetgever biedt dus reële voordelen voor start-ups?
Julien Meunier: Absoluut. Met het statuut van “jonge innoverende bedrijven” dat bedrijven jonger dan 8 jaar kunnen aanvragen als zij meer dan 15% van hun uitgaven investeren in onderzoek en ontwikkeling. Zij verkrijgen dan een totale vrijstelling van de bedrijfsbelasting voor het eerste winstjaar en 50% voor het tweede winstjaar. Tevens worden zij vrijgesteld van bepaalde sociale werkgeversbijdragen voor de werknemers die belast worden met het onderzoek. Voor KMO’s (<250 werknemers; omzet <50 miljoen euro) bestaat er bovendien een innovatie belastingkrediet voor bepaalde kosten die gemaakt werden voor de ontwikkeling van een prototype, waardoor je tot 20% van de uitgegeven sommen kan terugkrijgen.
Gezien de aantrekkelijke stimuli die de Belgische en Franse fiscus toekennen aan innoverende bedrijven, zou je kunnen verwachten dat bedrijven van beide stimuli proberen te genieten?
Julien Meunier: Het is niet zo eenvoudig. De Franse fiscus kijkt bijzonder streng toe op rechtsmisbruik (abus de droit). Een Belgisch bedrijf dat nog nooit O&O-activiteiten heeft ontplooid in Frankrijk, en dat plots wel doet, zal zeker aan een bijzonder toezicht onderworpen worden. Voor multinationals ligt dat uiteraard een stuk anders, omdat die gemakkelijker hun activiteiten langs beide kanten van de grens kunnen ontplooien.
Andres Delanoy: Ook de omgekeerde beweging is denkbaar: Franse bedrijven die omwille van het fiscale voordeel voor patenten naar België lonken. Ook hier blijft echter het economische verhaal essentieel. Het bedrijf zal effectief O&O in België moeten uitvoeren en daarmee een minimum aan verbeteringen moeten aanbrengen vooraleer het gebruik zal kunnen maken van de Belgische stimuli.
Kunnen Belgische en Franse bedrijven er belang bij hebben hun O&O inspanningen te bundelen?
Andres Delanoy: Jazeker, maar we moeten hierbij opnieuw in gedachten houden dat de economische realiteit moet primeren boven het fiscale. Gebruik willen maken van fiscale incentives in Frankrijk of België zonder substantie is niet meer van deze tijd.
Vatten we de beide fiscale stelsels als volgt goed samen: de Franse fiscus stimuleert meer de onderzoeksfase als dusdanig, terwijl de Belgische fiscus meer voordelen toekent aan de effectieve innovatie in de markt?
Andres Delanoy: Inderdaad.
Julien Meunier: De rol van KPMG Eurometropool is daarom juist de bedrijfsleiders te begeleiden om hun werkzaamheden en investeringen in onderzoek en innovatie goed te structureren en te beschermen langs beide kanten van de grens.
Ga terug naar de overzichtspagina
© 2024 KPMG Central Services, a Belgian general partnership ("VOF/SNC") and a member firm of the KPMG global organization of independent member firms affiliated with KPMG International Limited, a private English company limited by guarantee. All rights reserved.
For more detail about the structure of the KPMG global organization please visit https://kpmg.com/governance.