Zin of onzin van een Belgisch facultatief verrekenbeding?
Zin of onzin van een Belgisch facultatief
In een stelsel van scheiding van goederen kan men een zogenoemd verrekenbeding inlassen waarbij voorzien wordt in een verrekening tussen echtgenoten.
In een stelsel van scheiding van goederen kan men een zogenoemd verrekenbeding inlassen waarbij voorzien wordt in een verrekening tussen echtgenoten.
Het beding komt erop neer dat echtgenoten wel gehuwd blijven onder een scheidingsstelsel, maar dat er bij ontbinding van het stelsel tussen hen wordt ‘afgerekend' alsof zij waren gehuwd onder een gemeenschapsstelsel. De langstlevende echtgeno(o)t(e) verkrijgt ingevolge het beding een vordering op de nalatenschap van de vooroverleden echtgeno(o)t(e).
Hoe en wanneer er wordt afgerekend, kunnen de echtgenoten vrij bepalen. Het verrekenbeding wordt bovendien ook vaak facultatief geformuleerd in België. De langstlevende dient met andere woorden op het ogenblik van het indienen van de aangifte nalatenschap kenbaar te maken of hij de uitvoering van het verrekenbeding al dan niet wenst.
Het bedrag van de vordering van de langstlevende wordt als een schuld in het passief van de nalatenschap van de eerststervende opgenomen. Tot beloop van deze vordering zijn er dan ook geen successierechten verschuldigd in de nalatenschap.
Ten titel van volledigheid merken wij op dat op civielrechtelijk vlak onenigheid bestaat in de rechtsleer omtrent de geldigheid van het verrekenbeding.
Op fiscaal vlak heeft de opname van het bedrag van de vordering als passiefpost in de nalatenschap eveneens meerdere discussies uitgelokt tussen belastingplichtige en de fiscale administratie. De meerderheid van de rechtspraak aanvaardt echter de aftrek van de verrekenschuld in de nalatenschap van de eerststervende echtgeno(o)t(e).
In een aantal nieuwe zaken voor het Hof van Beroep te Antwerpen kwam de vraag aan bod wanneer de verrekenschuld precies ontstaat: op de dag van het overlijden of na het overlijden, in het bijzonder bij het lichten van de optie tot uitvoering van de verrekening. De belastingadministratie meent dat indien de schuld reeds op het ogenblik van overlijden bestaat, deze zonder problemen in het passief van de nalatenschap kan worden opgenomen. Bestaat de schuld niet op het ogenblik van overlijden, dan kan deze logischerwijze niet worden opgenomen in het passief van de nalatenschap.
Het Hof besluit dat de schuld inderdaad ontstaat voor het overlijden, maar pas definitief wordt als de optie wordt gelicht na het overlijden (door het intreden van een voorwaarde of een voorval na het overlijden). Fiscaal gezien kan – weliswaar mits het indienen van een aangifte – teruggave worden gevraagd van te veel betaalde rechten indien na het overlijden de samenstelling van de nalatenschap verminderd wordt ‘door het intreden van een voorwaarde’.
De belastingplichtige vindt derhalve opnieuw steun in de rechtspraak van het Hof van Beroep.
Sophie Schellens
Ga naar de overzichtspagina
© 2024 KPMG Central Services, a Belgian general partnership ("VOF/SNC") and a member firm of the KPMG global organization of independent member firms affiliated with KPMG International Limited, a private English company limited by guarantee. All rights reserved.
For more detail about the structure of the KPMG global organization please visit https://kpmg.com/governance.