Het hele pensioenlandschap wordt geraakt door de Wet toekomst pensioenen (Wtp) die op 1 juli 2023 in werking trad. Partijen hebben tot 1 januari 2028 om aan de nieuwe regels te voldoen. Niet alleen pensioenfondsen, maar ook de partijen eromheen, ondergaan als gevolg van de Wtp ingrijpende veranderingen. Veertig procent van de pensioenfondsbestuurders en functionarissen overweegt nog vóór 1 januari 2028 een overstap in gang te zetten naar een andere pensioenuitvoeringsorganisaties (PUO), blijkt uit het jaarlijkse KPMG-pensioenonderzoek.
Katalysator voor strategische heroverweging
De implementatie van de Wtp zorgt voor een nieuwe dynamiek in de pensioenwereld. Transformatieprojecten binnen PUO’s zijn uitdagend en de eerder ingezette consolidatie van pensioenfondsen versnelt in hoog tempo. Jeroen Ruepert, hoofd van Asset Management en Pensioenen bij KPMG: “Dit alles zal leiden tot een pensioenlandschap dat er over een aantal jaren behoorlijk anders uitziet dan vandaag.” Het onderzoek wijst uit dat veertig procent van de respondenten een overstap naar een andere PUO in de komende drie jaar overweegt. Zeventien procent geeft aan op deze termijn een wisseling van fiduciair vermogensbeheerder als optie te zien. Hetzelfde percentage stelt een fusie of liquidatie te zien als een reële mogelijkheid. “Met name dit eerste percentage is opzienbarend”, aldus Ruepert.
Onderschattingen in de transitie
Het onderzoek focust op de belangrijkste uitdagingen in het transitieproces naar het nieuwe pensioenstelsel, dat impact heeft op de pensioenregeling van alle Nederlanders. Hieruit blijkt dat meer dan een derde van de pensioenfondsbestuurders (34%) het beoordelingsproces door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) als grootste onderschatting van deze transitie zien. Er wordt grote druk ervaren om aan de gestelde eisen te voldoen. Toezichthouders veranderen regelmatig het beleid rondom de transitie waardoor pensioenfondsen eerdere besluiten moeten herzien. Ook zijn PUO’s op dit moment minder ver met de ordening van processen en systemen dan respondenten eerder hadden verwacht. Het onderzoek wijst verder uit dat de arbeidsvoorwaardelijke fase bij sociale partners, bij een aantal pensioenfondsen, langer heeft geduurd dan vooraf gedacht. Dit zijn binnen het pensioenlandschap de voornaamste oorzaken voor vertraging in het transitieproces en voor enkele partijen de reden voor uitstel van de transitiedatum.
Pensioenfondsen krijgen steeds meer grip
Datakwaliteit blijkt wederom een belangrijk onderdeel van de transitie. Opvallend is dat dit onderdeel, in tegenstelling tot andere jaren, niet als grote uitdaging wordt gezien. Dit duidt erop dat pensioenfondsen stappen zetten in het op orde brengen van de datakwaliteit. In de praktijk ziet KPMG dat pensioenfondsen samen steeds meer zoeken naar best-practices.
Respondenten geven aan dat de Wtp-transitie niet wordt aangegrepen om te versnellen in Environmental, Social en Governance (ESG)-initiatieven. “Dit lijkt een uiting te zijn van de aandacht die het succesvol volbrengen van de Wtp-transitie vraagt. Wij merken dat de behoefte naar ruimte om meer voorbij de Wtp te kijken naar de uitdagingen van morgen, zoals deelnemersinteractie, impactbeleggen en het kostenvraagstuk in bestuurskamers toeneemt”, aldus Ruepert.
Over het onderzoek
Voor het derde jaar op rij heeft KPMG via een vragenlijst onder verschillende stakeholders onderzoek gedaan naar hun kijk op het nieuwe pensioenstelsel, hun belangrijkste uitdagingen in het transitieproces en naar hoe pensioenfondsen dit proces aanpakken. Aan het onderzoek namen 47 pensioenfondsbestuurders, directeuren van bestuursbureaus en overige functionarissen deel. Van de organisaties die deze functionarissen vertegenwoordigen beheert 41% een belegd vermogen tot 5 miljard euro, 21% tussen 5 en 15 miljard, 19% tussen 15 en 50 miljard en 19% meer dan 50 miljard euro.