De overgang naar de nieuwe pensioenwet zorgt voor een herverdeling tussen generaties. Het is belangrijk dat er bij deze overstap niemand financieel te veel op achteruitgaat. De herverdeling wordt gemeten aan de hand van de verandering van het netto profijt. Bij de verandering van het netto profijt wordt met name gekeken naar het afschaffen van de doorsneesystematiek en de herverdeling van het tekort/overschot in het pensioenfonds. De beoordeling van deze twee onderwerpen gebeurt op dit moment gezamenlijk. Onze conclusie is dat dit losse onderwerpen zijn en dat deze dus ook apart behandeld zouden moeten worden.

Contactpersonen

De nieuwe pensioenwet komt steeds dichterbij. Nu er een akkoord is met concrete plannen, is het kabinet druk bezig met een wetsvoorstel voor de aanpassing van de huidige pensioenwet. De prognose is dat uiterlijk begin 2023 de nieuwe regels in werking treden. Wij gaan hier in op twee grote veranderingen:

  • Het verlies voor werknemers in pensioenperspectief als gevolg van de afschaffing van de doorsneesystematiek. We laten zien dat het verlies bij oudere werknemers beperkt is bij lage rente, dat de impact sterk wisselt door de tijd en dat oudere medewerkers er sterker op achteruitgaan bij een rentestijging. 
  • De herverdeling van het tekort/overschot in het pensioenfonds. We laten zien dat de herverdeling van het tekort/overschot in het pensioenfonds in het FTK sterk afhankelijk is van de dekkingsgraad waarboven indexatie mogelijk is. In het nieuwe stelsel is er geen dekkingsgraad en is het tekort/overschot, behoudens een eventuele solidariteitsreserve, volledig verdeeld. 

Het pensioenfonds dient het netto profijt van bovenstaande effecten vast te stellen.

In dit artikel zullen we ingaan op wat de gevolgen precies zijn van de afschaffing van de doorsneesystematiek en van de aangepaste verdeling van het vrij vermogen als gevolg van de overgang naar het nieuwe stelstel.

Afschaffen doorsneesystematiek

De verdeling van de doorsneepremie is in grote mate afhankelijk van de rente die gehanteerd wordt voor de berekening van de waarde van de pensioeninkoop. Voor een fictief fonds met 5 deelnemers kijken we naar een scenario met 0% rente, 1% rente, de huidige marktrente (30/9/2021) en een eerdere marktrente (31/12/2007) voor de financiële crisis in 2008 toen de rente nog hoger dan 4% was. De uitkomsten van deze verschillende scenario’s voor de vijf deelnemers staan in tabel 1.

Leeftijd Rente 0% Rente 1% Marktrente 30/09/2021 Marktrente 31/12/2007 Nieuwe stelsel
25 106% 86% 83% 37% 100%
35 104% 93% 93% 54% 100%
45 100% 99% 101% 81% 100%
55 96% 105% 107% 124% 100%
65 95% 116% 116% 204% 100%

Tabel 1: Verdeling premie in waarde pensioenopbouw onder verschillende leeftijden en rentes

De percentages in tabel 1 geven aan hoeveel pensioen die categorie krijgt toegezegd ten opzichte van het gemiddelde. De 25-jarige deelnemer dus krijgt 6% meer pensioen dan de gemiddelde deelnemer en de 65-jarige deelnemer krijgt 5% minder pensioenwaarde  toegezegd bij een rente van 0%.

We zien bij een 1% rente dat de jongeren, wat betreft bestemming van de premie, solidair zijn met ouderen. De discussie over solidariteit is dus afhankelijk van het moment dat de discussie gevoerd wordt, omdat marktomstandigheden niet stabiel zijn.

In de 3de en 4de kolom van tabel 1 zijn de resultaten weergegeven bij het gebruik van de risicovrije marktrente van eind september 2021 en eind december 2007.

We kunnen hieruit concluderen dat bij een hogere rente jongeren meer solidair zijn met ouderen en dat in het verleden een groter gedeelte van de doorsneepremie naar ouderen ging.

Overgang nieuwe stelsel naar vlakke beschikbare premie

In het nieuwe stelsel is de waarde van de pensioenopbouw voor alle werknemers hetzelfde (behoudens bijdragen aan een solidariteitsreserve), omdat alle deelnemers met een gelijk loon ongeacht hun leeftijd een gelijke waarde in hun beschikbare premie beleggingsrekening gestort krijgen.

Als we de marktomstandigheden per 30-9-2021 als basis nemen voor het verdelen van de doorsneepremie zien we dat oudere werknemers pensioenperspectief verliezen bij de overgang naar een vlakke beschikbare premie pensioenregeling. Als gevolg kan beargumenteerd worden dat zij daarvoor gecompenseerd moeten worden. Dit effect wordt nog groter, indien eveneens in ogenschouw wordt genomen dat pensioenfondsen minder premie betalen dan de actuariële waarde van de inkoop (vanwege de premiedekkingsgraad die lager is dan 100%).

Setting the scene - FTK versus nieuwe contract

Een belangrijke vermogenseis in het FTK (naast de MVEV) is het Vereist Eigen Vermogen (VEV). Het VEV is afhankelijk van het specifieke (met name beleggingen) risico dat het fonds loopt en ligt vaak tussen 115% en 125%. Pas boven het VEV zal er sprake zijn van een substantiële indexatie en wordt dit vrije vermogen verdeeld. Het contract is derhalve niet ‘compleet’. In het FTK is derhalve sprake van een onverdeeld ‘vrij vermogen’ boven een dekkingsgraad van 100%.

In het nieuwe stelsel is er in principe geen dekkingsgraad en is behoudens de solidariteitsreserve (of risicodelingsreserve) al het geld van het fonds direct verdeeld. Zonder de solidariteitsreserve is al het geld verdeeld en is het nieuwe contract derhalve compleet.

Door middel van invaren van de waarde van de pensioenrechten in het nieuwe contract ontstaan grote welvaartseffecten. Er zijn hiervoor twee methoden toegestaan: de standaardmethode en Value Based ALM. Het kan hierbij voor deelnemers qua n te varen waarde heel veel uitmaken welke methode er wordt gekozen door het fonds.

Doorsneesystematiek onderdeel pensioengenen - verdeling overschot / tekort FTK niet evident

De doorsneesystematiek is reeds lange tijd onderdeel van het genetisch materiaal van ons pensioenstelstel. Naar onze mening is een compensatie voor het afschaffen van de doorsneesystematiek derhalve redelijk ‘hard’, immers de huidige oudere werknemers hebben hier hun hele werkzame leven aan bijgedragen en het construct ‘doorsystematiek’ is al lang onderdeel van het huidige arbeidscontract.

Anders vinden wij dat voor het FTK als basis van het verdelen van tekorten/overschotten van het pensioenfonds. In het huidige FTK pensioencontract is niet al het vermogen verdeeld, het contract is niet ‘compleet’. Een mogelijke verdeling van het tekort/overschot kan derhalve niet goed worden afgezet tegen een basis, deze basis is namelijk per definitie wankel vanwege het incompleet zijn van het huidige FTK contract. We merken hierbij ook op dat de FTK basis vaak wisselt, neem als voorbeeld het veelvuldig aanpassen van de mogelijkheden binnen FTK om te korten of indexeren, recentelijk nog het verlagen van de indexatiegrens naar 105% (zie Amendement Gijs van Dijk (Kamerlid PvdA) van 2 november 2021).

Tot slot volgt uit bovenstaande dat naar onze mening voorzichtigheid betracht dient te worden bij het berekenen van één netto profijt waarbij de volgende twee effecten op één hoop worden gegooid: 

  1. De nadelen van het afschaffen van de doorsneesystematiek, wat naar onze mening ‘hard’ onderdeel is van ons genetisch pensioen materiaal; en
  2. De mogelijke voordelen voor oudere werknemers van het invaren en de mogelijke uitkomsten die dit qua betere pensioenuitkering op zou leveren. Immers het FTK had naar onze mening geen harde basis en was incompleet, daar kun je dus ook geen hard voordeel uithalen.

Wij pleiten er derhalve voor bovenstaande twee effecten voor het vaststellen van het netto profijt separaat inzichtelijk te maken en hebben sterke twijfel of het realistisch is om het nadeel van het afschaffen van de doorsneesystematiek te compenseren met een mogelijk voordeel vanwege de overgang van het FTK naar het nieuwe systeem.

Meer informatie

Wilt u meer informatie over dit onderwerp? Neem dan contact op met Machiel Koper of Cas Briene.

 

Dit artikel is ook verschenen in De Actuaris - februari 2022