Pensioenfondsbestuurders dienen de belangen van alle deelnemersgroepen evenwichtig af te wegen en hierover verantwoording af te leggen. In dit artikel presenteren wij de resultaten van een empirisch onderzoek naar de kwaliteit van de toelichting ten aanzien van de evenwichtige belangenafweging in de jaarverslagen 2020 van vijftig Nederlandse pensioenfondsen. Ook is op basis van een vereenvoudigd model inzichtelijk gemaakt of het gevoerde beleid van de onderzochte pensioenfondsen evenwichtig is geweest.
Inleiding
Besturen van pensioenfondsen zijn op grond van de Pensioenwet verplicht om de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemersgroepen evenwichtig af te wegen. Met andere woorden, binnen de beleidsruimte die pensioenfondsbestuurders hebben dienen zij hun sturingsinstrumenten zodanig in te zetten dat rekening wordt gehouden met de verschillende belangen van alle betrokken deelnemersgroepen
(actieve deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden) en de werkgever. Ook in de Code Pensioenfondsen komt de verantwoordelijkheid voor een evenwichtige belangenafweging nadrukkelijk terug. Daarnaast geldt dat het intern toezichthoudend orgaan, bijvoorbeeld in de vorm van raad van toezicht of visitatiecommissie, dient toe te zien op de evenwichtige belangenafweging door het bestuur.
Het groot aantal ontwikkelingen in de pensioensector compliceert de wettelijke taak van pensioenfondsbestuurders om de belangen van alle betrokken deelnemers-groepen evenwichtig af te wegen. Denk alleen al aan de belangrijke keuzes die gemaakt moeten worden in de aanloop naar het nieuwe pensioenstelsel, waarbij de belangen van de verschillende deelnemersgroepen onderling kunnen conflicteren. Met de huidige dynamiek in de pensioensector is het daarom interessant te bezien op welke wijze het pensioenfondsbestuur, het intern toezichthoudend orgaan en het verantwoordingsorgaan verantwoording afleggen over de evenwichtigheid van het gevoerde beleid. Wilfred Kevelam (partner bij KPMG) en Anne Laning (toezichthouder in de pensioensector en daarbuiten) hebben hier onderzoek naar gedaan op basis van de jaarverslagen 2020 van vijftig Nederlandse pensioenfondsen. De uitkomsten van het onderzoek zijn gepubliceerd in een speciale editie van het Maanblad voor Accountancy Bedrijfseconomie (MAB).
Verantwoording door het bestuur
Het eerste onderdeel van het onderzoek richt zich op de kwaliteit van de verslaggeving ten aanzien van de evenwichtige belangenafweging door het bestuur zelf. Hierbij is beoordeeld in welke mate de evenwichtigheid van het beleid wordt geduid en op welke wijze dit wordt onderbouwd en toegelicht. De resultaten zijn in onderstaande tabel samengevat:
Wij concluderen dat de toelichtingen ten aanzien van de evenwichtigheid van het gevoerde beleid over het algemeen beperkt zijn. De grote meerderheid (70%) van de onderzochte pensioenfondsen heeft in het bestuursverslag 2020 geen toelichting ten aanzien van de evenwichtige belangenafweging opgenomen, of alleen een korte vermelding dat het beleid evenwichtig is. Van de onderzochte fondsen geeft 30% een kwalitatieve duiding van de evenwichtige belangenafweging die heeft plaatsgevonden, geen enkel fonds onderbouwt dit echter met kwantitatieve informatie.
Verantwoording door intern toezichthoudend orgaan en verantwoordingsorgaan
Als onderdeel van het jaarrekeningonderzoek zijn ook de rapportages van het intern toezichthoudend orgaan en het verantwoordingsorgaan beoordeeld ten aanzien van de toelichting op de evenwichtige belangenafweging. De resultaten zijn in onderstaande tabel samengevat:
Het valt op dat in relatief veel rapportages van het intern toezichthoudend orgaan (22%) en van het verantwoordingsorgaan (26%) het oordeel over de evenwichtige belangenafweging ontbreekt. In deze situaties wordt er vaak wel een algemeen oordeel gegeven over het door het bestuur gevoerde beleid, maar zonder een concreet oordeel over de evenwichtigheid van het beleid.
Ten aanzien van de rapportages van het verantwoordingsorgaan concluderen wij dat de rapportages over het algemeen beknopt zijn. In de toelichting wordt relatief veel aandacht besteed aan procesmatige aspecten, zoals de omvang, kwaliteit en tijdigheid van de informatie die het bestuur aan het verantwoordingsorgaan heeft aangeleverd. Het valt op dat voor de toelichting op het eindoordeel van het verantwoordingsorgaan vaak gebruik wordt gemaakt van gestandaardiseerde teksten. In deze toelichtingen wordt dan in één zin vermeld dat het bestuur een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen goed afgewogen en geborgd zijn. Hoewel dit oordeel op zichzelf natuurlijk informatief is voor de gebruiker van het jaarverslag, verdient het aanbeveling om nader te concretiseren op basis waarvan het verantwoordingsorgaan tot deze conclusie komt.
Mate van evenwichtigheid van het uitgevoerde beleid
Het laatste aspect van het uitgevoerde onderzoek betreft de mate van evenwichtigheid van het uitgevoerde beleid. Op basis van een vereenvoudigd model kan vanuit de jaarverslagen afgeleid worden wat de financiële herverdelingseffecten tussen deelnemersgroepen in een jaar zijn als gevolg van het uitgevoerde beleid.
Bijvoorbeeld: als de premie voor nieuwe opbouw in een boekjaar lager is dan de waarde van nieuwe opbouw in dat boekjaar, dan resulteert dit voor het pensioenfonds in een zogenaamd ‘verlies op premies’. Dit is dan een voordeel voor de actieve deelnemers, en een nadeel voor alle deelnemers naar rato van de verdeling van de voorziening pensioenverplichtingen. Immers, de actieve deelnemers ontvangen een hogere tegenprestatie dan de premie die voor hen wordt ingelegd, en alle deelnemers (inclusief diezelfde actieven) dragen hier de last van.
Voor de onderzochte pensioenfondsen zijn de zogenaamde herverdelingseffecten tussen de verschillende deelnemersgroepen berekend over de boekjaren 2020 en 2019 en vervolgens uitgedrukt in een percentage van de voorziening pensioenverplichtingen ultimo boekjaar. De resultaten zijn samengevat in onderstaande tabel:
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de gemiddelde effecten niet groot zijn. Bij de meeste fondsen zijn de herverdelingseffecten minder van 0,5% van de voorziening pensioenverplichtingen. Over boekjaar 2020 wordt het voordeel voor de actieve deelnemers (0,06%) met name veroorzaakt door een mediane premiedekkingsgraad onder de 100%. Over 2019 wordt het beperkte voordeel (0,04%) voor de actieve deelnemers met name veroorzaakt door een mediane beleidsdekkingsgraad boven de 100%. Hierdoor stijgt bij elke uitkering (tegen 100%) de relatieve beleidsdekkingsgraad.
Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat het gevoerde beleid van pensioenfondsbestuurders voor de boekjaren 2019 en 2020 niet heeft geleid tot grote herverdelingseffecten tussen verschillende deelnemersgroepen. Dit is een indicatie dat het gevoerde beleid daadwerkelijk evenwichtig is geweest.
Ten aanzien van de toelichting met betrekking tot de evenwichtige belangenafweging in de jaarverslagen 2020 kan gesteld worden dat deze over het algemeen beperkt en daarmee voor verbetering vatbaar is. De kwaliteit van de toelichting kan worden verbeterd door in het bestuursverslag een separate paragraaf te wijden aan dit thema, en de toelichting vervolgens gestructureerd uit te werken. Hierbij kan aandacht worden besteed aan de missie en visie van het pensioenfonds, de samenstelling van het bestuur in relatie tot de evenwichtige belangenafweging en de uitwerking van het gevoerde beleid. Een dergelijke, goed gestructureerde toelichting op de evenwichtige belangenafweging draagt op deze wijze concreet bij aan de informatiewaarde van het jaarverslag.
Dit betreft een verkorte versie van een artikel dat in december 2021 in het Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie (MAB) is gepubliceerd. Klik hier voor het volledige artikel.