• Paul Dijcks, Partner |
3 minuten leestijd

Na het rapport Werk aan Uitvoering en het eindverslag over toeslagenaffaire staat de verhouding tussen politiek, beleid en uitvoering weer in de spotlights. Wat moet er gebeuren om de ‘verschillende werelden met verschillende werkelijkheden’ dichter bij elkaar te brengen?

Er is plichtmatig contact, maar beleid en uitvoering zijn steeds meer van elkaar gescheiden geraakt. Arno Visser, president van het College van de Algemene Rekenkamer, pleit voor een (hernieuwd) verstandshuwelijk tussen beleid en uitvoering, die wellicht zelfs zou kunnen uitgroeien tot liefde. De gewenste therapie – althans, een eerste sessie – kwam op 29 maart in de vorm van de digitale bijeenkomst 'Handelingsperspectief publieke dienstverleners', georganiseerd door KPMG.

Het online event werd bijgewoond door bestuurders en toezichthouders van uitvoeringsorganisaties, alsook  door SG's en DG's als 'opdrachtgevers'.

Niet doorslaan

In zijn openingswoord stond Paul Dijcks, partner bij KPMG, stil bij de mechanismes van rolinvulling en gedrag. De overheid heeft volgens zijn analyse te weinig oog voor het absorptievermogen van nieuw beleid bij de uitvoering. Beleid beweegt te veel mee met de politiek, terwijl uitvoering zich gedwee opstelt als verlengstuk van beleid. In Dijcks' optiek ligt de sleutel voor een gezonde verhouding bij de departementen, omdat die de schakel vormen tussen politiek en uitvoering.

Premier Mark Rutte stelde in reactie op de toeslagenaffaire dat publieke dienstverlening weer ten dienste van mensen moet komen te staan. Dijcks begrijpt die reactie, maar waarschuwde voor doorslaan. Hij wees op de zegeningen van de digitalisering en stipte aan dat het overgrote deel van de burgers tevreden is over de dienstverlening.

Onrealistische ambities

De keynote werd gegeven door Arno Visser van de Algemene Rekenkamer. In zijn bijdrage constateerde hij dat het bedrijfsmatig organiseren van de overheid, en daarmee het uit elkaar groeien van beleid en uitvoering, de oorzaak is van veel problemen. De politiek heeft volgens hem lang niet altijd realistische ambities en verwachtingen, wat leidt tot onuitvoerbaar beleid. Als voorbeelden noemde hij onder meer het belastingstelsel en de invoering van de pgb's. Maar ook goed uitvoerbaar beleid kan door rigide bezuinigingen opeens onuitvoerbaar worden.

Visser is voorstander van een cultuur waarin de verschillende partijen vaker 'nee' durven te zeggen. Laat weten als iets onuitvoerbaar is. Loyaliteit kenmerkt zich niet door ja te knikken, maar juist door kritisch mee te denken. Daarnaast is het van groot belang om afspraken, processen en de onderlinge verhoudingen te verduidelijken en vast te leggen. Ook een verstandshuwelijk is aan regels gebonden.

Gebrek aan informatie

Visser ziet nog een ander groot probleem: het gebrek aan informatie en communicatie – opvallend in een tijdperk waarin data en informatie in steeds ruimere mate beschikbaar is. Dit ontneemt het zicht op de uitvoering en de maatschappelijke resultaten.

Hij refereerde aan de 1,2 miljard euro die Den Haag beschikbaar stelde voor het verbeteren van de kwaliteit van leraren. De Rekenkamer werd gevraagd de resultaten in kaart te brengen, maar kon niet achterhalen waar het geld gebleven was. Bij een ander onderzoek, naar zwerfjongeren, bleek dat gemeenten allemaal een eigen definitie van 'zwerfjongere' hadden. Werk toe naar één taal en éénduidige rapportages, betoogde Visser.

Behoefte aan rust en ruimte

In een plenair gedeelte en diverse breakoutsessies werd vervolgens gesproken over onder meer maatwerk naar de burger, regie vanuit Den Haag en wie in 'de driehoek' het voortouw zou moeten nemen. Ook drempels kwamen daarbij ter sprake. Communicatie, zo klonk het, wordt ook bemoeilijkt door de kenniskloof die regelmatig wordt ervaren tussen uitvoeringsinstanties en departementen. In elk geval zou meer 'rust en ruimte' voor uitvoering, of zelfs een beleidsmoratorium, geen overbodige luxe zijn.

Er moet nodig worden geïnvesteerd in de relatie tussen politiek, beleid en uitvoering – en het momentum hiervoor is nu meer dan ooit aanwezig. Voor iedereen ligt er huiswerk: uitvoerders zouden meer initiatief moeten tonen richting de politiek, de politiek moet hier belangstelling voor hebben, en beleid moet ophouden een stokje tussen die contacten te steken. Alleen dan kan dit verstandshuwelijk ooit misschien weer uitgroeien tot hervonden liefde.