In een recente circulaire bevestigt de fiscus haar klassieke standpunt dat het administratief verzoek tot teruggave van niet-ingekohierde voorheffingen een verplicht (uitputtend) georganiseerd administratief beroep is en het bijgevolg volstaat om binnen de termijn voorzien door artikel 368 WIB 92 dergelijk verzoek in te dienen.
Artikel 368 WIB 92 voorziet in een termijn van vijf jaar waarbinnen niet-ingekohierde bedrijfsvoorheffing (BV) en roerende voorheffing (RV) kunnen worden teruggevorderd, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarin deze voorheffingen werden gestort. Voor bepaalde vrijstellingen van bedrijfsvoorheffing, zoals de R&D-vrijstelling of de vrijstelling voor ploegen- of nachtarbeid, geldt op basis van artikel 368/1 WIB 92 een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarop het aanslagjaar betrekking heeft.
Van administratief bezwaar naar rechtsvordering: rechtspraak breekt met praktijk
Artikel 368 WIB 92 en artikel 368/1 WIB 92 zijn opgenomen onder “Afdeling 1 – Administratief beroep” van het hoofdstuk “Rechtsmiddelen”. Bijgevolg werd algemeen aangenomen dat deze artikelen een termijn voorschrijven waarbinnen een administratief bezwaar (verzoek tot teruggave) moet worden ingediend om teruggave te verkrijgen van de voorheffing.
De fiscus bevestigde dit jarenlang in haar richtlijnen en administratieve commentaar, waarbij het administratief bezwaar (verzoek tot teruggave) volgens de fiscus als een georganiseerd administratief beroep moet worden beschouwd. Deze kwalificatie houdt in dat er enerzijds eerst een administratief bezwaar (verzoek tot teruggave) moet worden ingediend alvorens een vordering voor de rechtbank kan worden ingesteld, en anderzijds dat het nog steeds mogelijk is om na een beslissing over het administratief bezwaar, een rechtsvordering in te stellen, zelfs na het verstrijken van de desbetreffende termijn.
Recente rechtspraak heeft echter voor de nodige rechtsonzekerheid gezorgd. Het Hof van Cassatie oordeelde op 21 december 2023 (F.22.0013.N-F.22.0056.N) dat artikel 368 WIB 92 niet kan worden gekwalificeerd als een georganiseerd administratief beroep. Het Hof stelde bovendien dat het standpunt van de fiscus, waarbij een rechtsvordering tot terugvordering van niet-ingekohierde bedrijfsvoorheffing of roerende voorheffing pas ontvankelijk is na het uitputten van een administratieve bezwaarprocedure, onjuist is. Met andere woorden: volgens het Hof is het niet verplicht om eerst een administratief bezwaar (verzoek tot teruggave) in te dienen alvorens een rechtsvordering bij de rechtbank kan worden ingesteld. Daarnaast verduidelijkte het Hof dat de termijn in artikel 368 WIB 92 een verjaringstermijn is, waarbinnen de rechtsvordering tot terugbetaling van onterecht betaalde roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing moet worden ingesteld.
Deze visie werd op 13 maart 2025 bevestigd door het Grondwettelijk Hof. Het Hof stelde dat de belastingplichtige binnen de desbetreffende termijn daadwerkelijk een rechtsvordering bij de rechtbank moet instellen. De termijn geldt dus als verjaringstermijn, waarna het recht op teruggave vervalt. De belastingplichtige kan zich rechtstreeks tot de bevoegde rechtbank wenden, zonder eerst een administratief bezwaar (verzoek tot teruggave) bij de fiscus te moeten indienen (arrest nr. 43/2025).
Deze rechtspraak heeft grote gevolgen voor de praktijk. Belastingplichtigen die spontaan BV of RV hebben betaald en achteraf vaststellen dat deze ten onrechte werd ingehouden, moeten hun rechten binnen de desbetreffende termijn veiligstellen door tijdig een rechtsvordering in te stellen. Dit geldt des te meer wanneer de administratieve bezwaarprocedure lang aansleept of een beslissing uitblijft. Het louter indienen van een administratief bezwaar (verzoek tot teruggave) stuit de verjaring niet.
Reactie van de fiscus: circulaire 2025/C/56
De Belgische belastingadministratie heeft op 10 september 2025 gereageerd met haar circulaire 2025/C/56. Hierin houdt zij vast aan haar klassieke standpunt: volgens de fiscus blijft het administratief bezwaar (verzoek tot teruggave) een verplicht (uitputtend) georganiseerd administratief beroep en volstaat het om binnen de desbetreffende termijn dergelijk verzoek in te dienen. Een rechtsvordering kan volgens de administratie ook na deze termijn nog worden ingesteld, zolang het administratief bezwaar (verzoek tot teruggave) tijdig werd ingediend. De fiscus zal de ontvankelijkheid van rechtsvorderingen zonder voorafgaand administratief bezwaar (verzoek tot teruggave) betwisten, maar geen verjaring opwerpen tegen rechtsvorderingen die na de vijfjarige termijn worden ingesteld indien administratief bezwaar (verzoek tot teruggave) tijdig werd ingediend.
Belang van tijdige actie en praktische gevolgen
Ondanks deze circulaire blijft het risico op verjaring reëel. De rechter kan in principe de verjaring ambtshalve onderzoeken, zelfs als wordt de verjaring niet opgeworpen door de fiscus. Belastingplichtigen die enkel een administratief bezwaar (verzoek tot teruggave) hebben ingediend, maar geen rechtsvordering instellen binnen de vijfjarige termijn (of driejarige termijn in het geval van artikel 368/1 WIB 92), lopen het risico dat de rechter hun vordering als verjaard beschouwt en de rechtsvordering onontvankelijk verklaart.
Gezien deze rechtsonzekerheid is het aangewezen om, indien het einde van de desbetreffende termijn nadert en de administratie nog geen beslissing heeft genomen, tijdig een rechtsvordering in te stellen bij de bevoegde rechtbank. Een wetgevend ingrijpen, bij voorkeur via een interpretatieve wet die ook de administratieve praktijk in het verleden bevestigt - is alleszins noodzakelijk.
Ontdek meer
Neem contact met ons op
- Zoek kantoorlocaties kpmg.findOfficeLocations
- kpmg.emailUs
- Sociale media @ KPMG kpmg.socialMedia